In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
gebruik deze les voor 3.4.
Slide 2 - Tekstslide
- Bespreken huiswerkopdrachten
- Herhaling 3.3
- Introductie leerdoelen 3.4
- Zelfstandig werken 3.4
Huiswerk vrijdag 3 febr
Maken § 3.4 1 t/m 29 vraag
Leren: begrippen
Toets hst 3 maandag 6 februari
Slide 3 - Tekstslide
Opdracht 1:
Natriumkorrels reageren met zuurstof en hierbij ontstaat de vaste stof natriumoxide. De verhouding waarbij natrium reageert met zuurstof is 4,5: 1,0.
1. Geef het reactieschema van deze opdracht.
2. Bereken hoeveel gram natriumoxide er kan ontstaan als er 68 gram zuurstof is.
Stappenplan rekenen aan reacties
1. Schrijf het reactieschema op.
2. Schrijf de massaverhouding eronder.
3. Schrijf de bekende gegevens daaronder.
4. Maak een verhoudingstabel
5. Bereken de onbekende.
Opdracht 2
Kaliumkorrels reageren met chloorgas in de verhouding 2,1 : 1,0 tot de vaste stof kaliumchloride. Hoeveel gram kaliumkorrels is er nodig om 150 gram kaliumchloride te vormen?
Opdracht 3
Bij de elektrolyse van koperoxide ontstaan vloeibaar koper en zuurstof.
In de verhouding 1,5 : 3,2. Hoeveel gram koperoxide was er aanwezig als er 75 gram koper ontstaat?
Maak deze opdrachten in je werkboek op de plek waar je aantekeningen maakt.
Slide 4 - Tekstslide
Oefening:
Marjolein laat vaste fosfor reageren met zuurstof.
Bij deze reactie ontstaan difosforpentaoxidekorrels.
De massa-verhouding is 2 : 3
1: Stel het reactieschema op.
2: Marjolein neemt 124 gram fosfor en laat dit reageren met 280 gram zuurstof. Is zuurstof in overmaat of ondermaat aanwezig? Laat met berekening zien.
3: Hoeveel difosforpentaoxide kan er maximaal ontstaan?
Stappenplan rekenen aan reacties
1. Schrijf het reactieschema op.
2. Schrijf de massaverhouding eronder.
3. Schrijf de bekende gegevens daaronder.
4. Bereken de onbekende.
Maak deze opdracht in je werkboek bij aantekeningen. Volgende les bespreken we ze!
Slide 5 - Tekstslide
Herhaling:
Reactieschema opstellen
Verschillende soorten reacties
Rekenen met massa verhouding
Slide 6 - Tekstslide
Herhalingsopdracht:
Bij de fotolyse van vloeibare waterstofperoxide ontstaan de gassen waterstof en zuurstof. De massaverhouding is 34 : 2 : 32
1. Geef het reactieschema van deze opdracht.
2. Wat is een fotoyse?
2. Bereken hoeveel gram zuurstof er kan ontstaan als er 125 gram waterstofperoxide is.
Stappenplan rekenen aan reacties
1. Schrijf het reactieschema op.
2. Schrijf de massaverhouding eronder.
3. Schrijf de bekende gegevens daaronder.
4. Bereken de onbekende.
timer
5:00
Extra opdracht 1
Aluminium reageert met zuurstof tot aluminiumoxide. De verhouding aluminium en zuurstof is 108 : 96.
Bereken hoeveel kg aluminiumoxide er onstaat als je 275 kg aluminium laat reageren.
Extra opdracht 2
Bij de verbranding van methaan dan reageert methaan met zuurstof tot koolstofdioxide en water. De verhouding is 4 : 16: 11 : 9
Er reageert 500 g methaan, hoeveel water onstaat er dan?
Slide 7 - Tekstslide
Herhalings opdracht:
Bij de fotolyse van vloeibare waterstofperoxide ontstaan de gassen waterstof en zuurstof. De massaverhouding is 34 : 2 : 32
1. Geef het reactieschema van deze opdracht.
2. Wat is een fotoyse?
2. Bereken hoeveel gram zuurstof er kan ontstaan als er 125 gram waterstofperoxide is.
Stappenplan rekenen aan reacties
1. Schrijf het reactieschema op.
2. Schrijf de massaverhouding eronder.
3. Schrijf de bekende gegevens daaronder.
4. Bereken de onbekende.
Opdracht 2
De vaste stof aluminium reageert met zuurstof tot de vaste stof aluminiumoxide. De verhouding aluminium en zuurstof is 108 : 96.
Bereken hoeveel kg aluminiumoxide er onstaat als je 275 kg aluminium laat reageren.
Opdracht 3
Bij de verbranding van methaan(g) dan reageert methaan met zuurstof tot koolstofdioxide (g) en waterdamp. De verhouding is 4 : 16: 11 : 9
Er reageert 500 g methaan, hoeveel water onstaat er dan?
Antwoord opdracht 1
Slide 8 - Tekstslide
Herhalingsopdracht:
De gassen waterstof en stikstof reageren met elkaar tot ammoniak. De verhouding waterstof stikstof is 6 : 28.
1: Er reageert 25 g waterstof met 150 g stikstof. Welke stof is in overmaat? Laat zien met een berekening.
2: Hoeveel ammoniak kan er maximaal ontstaan?
Stappenplan rekenen aan reacties
1. Schrijf het reactieschema op.
2. Schrijf de massaverhouding eronder.
3. Schrijf de bekende gegevens daaronder.
4. Bereken de onbekende.
timer
5:00
Extra opdracht
Aluminium reageert met zuurstof tot aluminiumoxide. De verhouding aluminium en zuurstof is 108 : 96.
Welke stof is in overmaat als er 450 g alumium reageert met 350 g zuurstof?
Slide 9 - Tekstslide
Herhalings opdracht:
De gassen waterstof en stikstof reageren met elkaar tot ammoniak (g). De verhouding waterstof : stikstof is 6 : 28.
1: Er reageert 25 g waterstof met 150 g stikstof. Welke stof is in overmaat? Laat zien met een berekening.
2: Hoeveel ammoniak kan er maximaal ontstaan?
Stappenplan rekenen aan reacties
1. Schrijf het reactieschema op.
2. Schrijf de massaverhouding eronder.
3. Schrijf de bekende gegevens daaronder.
4. Bereken de onbekende.
timer
5:00
Extra opdracht 1
Aluminium (s) reageert met zuurstof tot aluminiumoxide (s). De verhouding aluminium en zuurstof is 108 : 96.
Welke stof is in overmaat als er 450 g alumium reageert met 350 g zuurstof?
Antwoord
Antwoordt
Slide 10 - Tekstslide
boek blz 66 t/m 68
Slide 11 - Tekstslide
Leerdoel hst 2!
Slide 12 - Tekstslide
Op de pijlen van een blokschema staan:
A
Stoffen
B
Bewerkingen
C
Zowel A & B
D
Geen van deze antwoorden
Slide 13 - Quizvraag
Wat komt er bij de pijlen te staan?
Slide 14 - Open vraag
Lees blz 68
Dit hoef je niet uit je hoofd te kennen, je moet vanuit het verhaal vragen weten te beantwoorden.