Laatste les
1 / 33
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Wat was het leukste dat je tijdens je stage hebt mee gemaakt?
Slide 2 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 3 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Soorten handicaps
Slide 4 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Wat is een activiteiten programma?
A
Eén activiteit voor een hele dag
B
Een aantal activiteiten achter elkaar aan
C
Een optreden waarbij je mee mag doen?
Slide 5 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welk van de onderstaande schoonmaakmiddelen is een zuur schoonmaakmiddel?
A
Groene zeep
B
Ammonia
C
Gootsteenontstopper
D
wc ontkalker
Slide 6 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Aan het einde van de wandeling hebben wij in het restaurant een glas fris gedronken en Iris en Bart namen een ijsje.
A
Subjectief
B
Objectief
Slide 7 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Rik woont in een huis voor begeleid wonen. Zijn kamer is een chaos. Hij vergeet vaak dingen en is vaak afgeleid. Hij is altijd met andere dingen bezig.
Van welke psychische aandoening kan er bij hem sprake zijn?
Van welke psychische aandoening kan er bij hem sprake zijn?
A
ADHD
B
ASS
C
ODD
Slide 8 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is geen type schoonmaakmiddel?
A
Reinigingsmiddelen
B
Onderhoudsmiddelen
C
Desinfectiemiddelen
D
Detectiemiddelen
Slide 9 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe heet dit schoonmaakmiddel?
A
Allesreiniger
B
Afwasmiddel
C
Schoonmaakazijn
D
Schuurmiddel
Slide 10 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe heet dit schoonmaakmiddel?
A
Afwasmiddel
B
Schuurmiddel
C
Schoonmaakazijn
D
Allesreiniger
Slide 11 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Waar gebruik je afwasmiddel voor?
Er zijn meerdere antwoorden mogelijk
Er zijn meerdere antwoorden mogelijk
A
De afwas en als vloerreiniger
B
de afwas en als allesreiniger
C
De afwas en voor het ramen zemen
D
Afwasmiddel en houten vloeren
Slide 12 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is een luiwagen?
A
Een kar waarmee de schoonmaak middelen worden vervoerd
B
Een schrobber
C
Een schoonmaakdoek
D
Een dweilmachine
Slide 13 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is microvezel schoonmaken?
A
Een sopje met veel schoonmaakmiddel
B
Klamvochtige doek die je uitspoelt in een emmer met sop
C
Klamvochtige doeken, zonder schoonmaak middel
D
De toiletten schoonmaken
Slide 14 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Waarbij helpt het doen van creatieve activiteiten ?
A
Het geeft je het gevoel nuttig te zijn
B
Zo kun je je gevoel uiten
C
Zo kun iets duidelijk maken zonder dat je iets hoeft te zeggen
D
Het is fijn om creatief bezig te zijn
Slide 15 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe kan een personenalarmsysteem ervoor zorgen dat een cliënt langer thuis kan blijven wonen?
A
Met zo’n systeem is de cliënt minder eenzaam.
B
Met zo’n systeem kan de cliënt hulp inschakelen in geval van nood.
C
Met zo’n systeem kan de cliënt zich makkelijker verplaatsen in huis.
Slide 16 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Noem 1 voorbeeld van een creatieve activiteit
Slide 17 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Harm heeft een ernstig verstandelijke beperking, hij heeft een ontwikkelingsleeftijd van .... jaar
A
3
B
16
C
5
D
7
Slide 18 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Waarom doe je het raam dicht als iemand op bed wordt gewassen?
A
In verband met privacy
B
Dan hoor je geen geluiden van buiten
C
Anders komt er vuil van buiten naar binnen
D
Dan word de cliënt die gewassen wordt niet koud
Slide 19 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat gebruik je voor het schoonmaken van het aanrechtblad op de foto?
A
Mild, neutraal schoonmaakmiddel
B
Schuurmiddel
C
Schuursponsje
D
Spons of doekje
Slide 20 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Gevarensymbolen. Sleep de beschrijving naar het juiste symbool
Ontvlambare stoffen
Explosieve stoffen
Schadelijke/ irriterende stoffen
Bijtende stoffen
Giftige stoffen
Slide 21 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
Het was een heerlijke dag! Wat hebben wij genoten van de busrit naar de Keukenhof!
A
Subjectief
B
Objectief
Slide 22 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Nadat wij aankwamen, kregen wij een lekker gebakje met een kop koffie of thee.
A
Subjectief
B
Objectief
Slide 23 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Kim wil het liefst vader en moedertje spelen met Fabian
A
Subjectief
B
Objectief
Slide 24 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Lees de volgende omschrijving.
‘Niet goed of helemaal niet kunnen zien of horen.’
Welk begrip hoort bij deze omschrijving?
‘Niet goed of helemaal niet kunnen zien of horen.’
Welk begrip hoort bij deze omschrijving?
Slide 25 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Er zijn beroepen in de gehandicaptenzorg op verschillende niveaus.
Welk beroep hoort bij niveau 3?
Welk beroep hoort bij niveau 3?
A
Assistent-begeleider gehandicaptenzorg
B
Medewerker maatschappelijke zorg
C
Persoonlijk Begeleider Gehandicaptenzorg
Slide 26 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
De werkvolgorde bij het schoonmaken is?
A
Van schoon naar vuil
B
Van vuil naar schoon
Slide 27 - Quizvraag
Docent:
Jullie mogen de vraag beantwoorden
Kies de juiste twee antwoorden.
Als medewerker maatschappelijke zorg ..
Als medewerker maatschappelijke zorg ..
A
geef je en ontvang je feedback.
B
neem je altijd zelfstandig beslissingen.
C
mag je verpleegkundige handelingen uitvoeren.
D
zorg je voor een passende dagbesteding voor cliënten.
Slide 28 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Vul het juiste woord in op de stippellijn.
Iemand met het verstandelijke niveau van een zevenjarige heeft een …………………………………. beperking.
Iemand met het verstandelijke niveau van een zevenjarige heeft een …………………………………. beperking.
Slide 29 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Kemal zit in een rolstoel omdat zijn benen verlamd zijn. Hij is ook nog blind.
Welk soorten handicaps heeft Kemal?
Welk soorten handicaps heeft Kemal?
A
Motorische handicap
B
Sociale beperking
C
Verstandelijke handicap
D
Zintuigelijke handicap
Slide 30 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoeveel energie gebruiken jongeren die op school zitten, ongeveer per dag?
A
1200
B
2000
C
1800
D
2200
Slide 31 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe noem je een rolstoel die de gebruiker zelf kan voortbewegen met behulp van een grijphoepel op de grote wielen?
A
Duwrolstoel
B
Elektrische rolstoel
C
Handbewogen rolstoel
Slide 32 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 33 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
