MCAWIS dt6 lj1 havo.1&2 samenvatting

Variabelen 
Variabelen zijn de letters en woorden in de formule.
Ze heten zo omdat ze kunnen veranderen (variëren) in cijfers.

Bijvoorbeeld:
3s + 4 = t
52 - 7v = w
Wat zijn hier de variabelen?
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Variabelen 
Variabelen zijn de letters en woorden in de formule.
Ze heten zo omdat ze kunnen veranderen (variëren) in cijfers.

Bijvoorbeeld:
3s + 4 = t
52 - 7v = w
Wat zijn hier de variabelen?

Slide 1 - Tekstslide

havo.1 formules korter
In de wiskunde schrijven we formules zo kort mogelijk op:

  • Door woorden af te korten naar letters
  • Door het x-teken (keer) weg te laten
  • Door het getal 1 bij een letter weg te laten

Slide 2 - Tekstslide

De volgende formule:
aantal uren x 30 + 25 = bedrag

De opdracht is om de formule zo kort mogelijk te maken.
- Maak van de woorden letters:
a x 30 + 25 = b

Slide 3 - Tekstslide

De volgende formule:
a x 30 + 25 = b

De opdracht is om de formule zo kort mogelijk te maken.
- haal het x-teken weg:
a30 + 25 = b, dit wordt 30a + 25 = b
LET OP: we zetten een letter altijd achter een getal

Slide 4 - Tekstslide

Gelijksoortige termen
Stukjes in een formule die hetzelfde zijn, kun je optellen en/of aftrekken.

Bijvoorbeeld:
y = 2 + 3a + 5 - 2a - 3 + 4a
Je mag NIET getallen met een letter en zonder een letter bij elkaar optellen of aftrekken.

Slide 5 - Tekstslide

Gelijksoortige termen
y = 2 + 3a + 5 - 2a - 3 + 4a

De losse getallen:
2 + 5 - 3 = 4

Slide 6 - Tekstslide

Gelijksoortige termen
y = 2 + 3a + 5 - 2a - 3 + 4a

De getallen met een letter:
3a - 2a + 4a = 5a

Slide 7 - Tekstslide

Gelijksoortige termen
y = 2 + 3a + 5 - 2a - 3 + 4a

De losse getallen:
2 + 5 - 3 = 4
De getallen met een letter:
3a - 2a + 4a = 5a
Dus:
y = 4 + 5a    of   

y = 5a + 4    of 

4 + 5a = y    of  

5a + 4 = y 

Slide 8 - Tekstslide

Vergelijking oplossen
Los de vergelijking op:
2a + 6a  + 3 = 51

Stap 1: Schrijf de formule zo kort mogelijk.
Stap 2: Los de vergelijking op met bordje leggen.
Stap 3: Controleer je antwoord.

Slide 9 - Tekstslide

Vergelijking oplossen
Los de vergelijking op:
2a + 6a  + 3 = 51

Stap 1: Schrijf de formule zo kort mogelijk.
2a + 6a + 3 = 51, wordt 8a + 3 = 51
Stap 2: Los de vergelijking op met bordje leggen.
Stap 3: Controleer je antwoord.

Slide 10 - Tekstslide

Vergelijking oplossen
Los de vergelijking op:
2a + 6a  + 3 = 51

Stap 1: Schrijf de formule zo kort mogelijk.
2a + 6a + 3 = 51, wordt 8a + 3 = 51
Stap 2: Los de vergelijking op met bordje leggen.
8a + 3 = 51                 = 48             8a = 48              dus a = 6
Stap 3: Controleer je antwoord.

Slide 11 - Tekstslide

Vergelijking oplossen
Los de vergelijking op:
2a + 6a  + 3 = 51

Stap 1: Schrijf de formule zo kort mogelijk.
2a + 6a + 3 = 51, wordt 8a + 3 = 51
Stap 2: Los de vergelijking op met bordje leggen.
8a + 3 = 51                 = 48             8a = 48              dus a = 6
Stap 3: Controleer je antwoord.
8 x 6 + 3 = 48 + 3 = 51, dus het klopt.

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag
Opdrachten vanaf blz. 256

Havo.1 Formules korter Opdracht: 3 t/m 7
Havo.2 Gelijke formules Opdracht: 8 t/m 13

Slide 13 - Tekstslide

Samen afsluiten:
Maak de volgende formule zo kort mogelijk:
t = 6s + 3s - 4 - 2s + 9

Slide 14 - Open vraag