Bezittelijk voornaamwoord - les 49

Bezittelijk voornaamwoord
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bezittelijk voornaamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
In de vorige les heb je geleerd wat een persoonlijk voornaamwoord is.

Slide 2 - Tekstslide

Doelen van deze les:
  • Je weet wat de kenmerken en de functie zijn van een bezittelijk voornaamwoord in een zin.
  • Je kan bezittelijke voornaamwoorden herkennen in een zin.
  • Je kunt zelf zinnen maken waarin je bezittelijke voornaamwoorden gebruikt.

Slide 3 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord

Slide 4 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeelden
Die appel is van mij.
Die auto is van jou.
Het idee is van hem.
De vakantie is van ons.
Het werkstuk is van hen.
Mijn appel.
Jouw auto.
Zijn idee.
Onze vakantie.
Hun werkstuk.

Slide 6 - Tekstslide

Welk woord is een lidwoord?
A
het
B
fietsventieldopje
C
dunne
D
hij

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord is een zelfstandig naamwoord?
A
de
B
rode
C
Ronnie Flex
D
naast

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Twan
B
een
C
jouw
D
groene

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord is een voorzetsel?
A
lange
B
Piet
C
op
D
jullie

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord is een persoonlijk voornaamwoord?
A
hij
B
schatrijke
C
Renske
D
voor

Slide 11 - Quizvraag

Zelfstandig werken
Wat: Je maakt les 49.
  • Les 49: opdracht 1 t/m 5 en 8.
    - Makkelijk? Je mag 1 (f) t/m (j) overslaan. 

Hoe: Je maakt de opdrachten in je schrift. Je mag zachtjes overleggen.
Tijd: Je hebt vandaag 40 minuten de tijd.
Klaar: 
  • Maken van de volgende les;
  • NUMO.

Slide 12 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 13 - Woordweb

Doelen van deze les:
  • Je weet wat de kenmerken en de functie zijn van een bezittelijk voornaamwoord in een zin.
  • Je kan bezittelijke voornaamwoorden herkennen in een zin.
  • Je kunt zelf zinnen maken waarin je bezittelijke voornaamwoorden gebruikt.

Slide 14 - Tekstslide