21 mei Nederlands thuisles 1

Nederlands les 1 
1. Uitleg periode 4
3. Uitleg woordenschat
4. Testje
5. Aan het werk
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands les 1 
1. Uitleg periode 4
3. Uitleg woordenschat
4. Testje
5. Aan het werk

Slide 1 - Tekstslide

Uitleg periode 4
1. korte periode, slechts een paar lessen.
2. Werk digitaal: gebruik de licentie.
3. Onderwerp: Woordenschat (boek A)
4. BSA-punt: voldoende voor de toets Woordenschat. 

Slide 2 - Tekstslide

Uitleg woordenschat
1. Wat betekent woordenschat? 
2. Waarom is dit belangrijk? 

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg woordenschat
1. Wat betekent woordenschat? 
Jouw woordenschat is het aantal woorden dat je kent en goed kunt gebruiken. Je leert vanzelf elke dag nieuwe woorden. In deze periode gaan we ook in op het snel vinden van de betekenis van een onbekend woord. 

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg woordenschat
2. Waarom is dit belangrijk? 
Het is belangrijk om zoveel mogelijk woorden te kennen en te weten hoe je om moet gaan met woorden waarvan je de betekenis niet kent. Jouw woordenschat gebruik je je hele leven, maar de komende tijd is het ook heel belangrijk bij het maken van toetsen en examens. 

Slide 5 - Tekstslide

Test
Er volgt nu een test waarbij je de betekenis van 15 woorden moet geven. Let goed op de zin, soms kan dat je helpen. 
Houd zelf bij hoeveel antwoorden je goed hebt! 

Slide 6 - Tekstslide

Sommigen vinden het CHARISMA van een manager een belangrijke factor voor het succes van de zaak.
A
opleiding
B
ervaring
C
uitstraling

Slide 7 - Quizvraag

Die voorstellen BEHELZEN een compleet nieuwe invulling van de studie.
A
ontwaren
B
hebben betrekking op
C
beamen

Slide 8 - Quizvraag

Het overleg bevindt zich in een IMPASSE.
A
vergaderzaal
B
moeilijke toestand
C
eindfase

Slide 9 - Quizvraag

De goudhandel FLOREERT als nooit tevoren.
A
ontbeert
B
gaat achteruit
C
bloeit

Slide 10 - Quizvraag

In de middeleeuwen werden lijfeigenen door hun heer GEKASTIJD.
A
uitgelachen
B
gememoreerd
C
gestraft

Slide 11 - Quizvraag

De DISCREPANTIE tussen wat hij zegt en wat hij doet, is wel meer mensen opgevallen.
A
afwijking, gebrek aan overeenstemming
B
onopvallend
C
overeenkomst

Slide 12 - Quizvraag

Ik denk niet dat dat helpt bij het IMPLEMENTEREN van deze strategie.
A
invoeren en in gebruik nemen
B
een gat vullen
C
uit je hoofd leren

Slide 13 - Quizvraag

Dit artikel verduidelijkt hoe je moet citeren en PARAFRASEREN in je proefschrift.
A
Het weergeven van de inhoud met andere woorden
B
scanderen
C
omzetten in andere vorm of ander formaat

Slide 14 - Quizvraag

Tijdens deze lessen wordt de contemporaine geschiedenis in chronologische volgorde behandeld.
A
sociale
B
hedendaagse
C
culturele

Slide 15 - Quizvraag

Ze mag er dan FRELE uitzien, ze is sterkter dan je denkt!
A
broos
B
adelijk
C
verward

Slide 16 - Quizvraag

Wetenschappers staan voor een groot raadsel, nu ze een MINUSCUUL deeltje hebben gemeten.
A
heel klein
B
ovaal
C
bol

Slide 17 - Quizvraag

De IMMATERIELE schade valt niet te berekenen
A
schade aan spullen, goederen etc.
B
geestelijke
C
economische

Slide 18 - Quizvraag

Ook hier geldt natuurlijk het ADAGIUM: 'voorkomen is beter dan genezen.'
A
spreuk, motto
B
pleidooi
C
voorstel

Slide 19 - Quizvraag

Hopelijk biedt dat enig SOELAAS.
A
koekje
B
winst
C
troost

Slide 20 - Quizvraag

Hij had weinig SCRUPULES bij dat soort zaken.
A
lacunes
B
mogelijkheden
C
gewetensbezwaren

Slide 21 - Quizvraag

Uitslag: 
meer dan 5 fout: 1F
4-5 fout: 2F
2-3 fout: 3F 
0-1 fout: 4F 
En? Is jouw taalniveau al op 3F?

Slide 22 - Tekstslide

Aan het werk
Maken boek A Woordenschat:  (in de licentie!)

paragraaf 1.1  De betekenis afleiden uit de tekst 
en
paragraaf 1.2 Betekenis afleiden uit een woord

Slide 23 - Tekstslide