H4 constante en variabele kosten deel 1 (MOH)

Constante & variabele kosten
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
HandelMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Constante & variabele kosten

Slide 1 - Tekstslide

Constante kosten
Ook wel vaste kosten genoemd. 
Deze kosten hebben 
geen direct verband met de 
verkoopomvang / productie / omzet

Slide 2 - Tekstslide

De omzet van een bedrijf is € 100.000,-. de constante kosten zijn € 40.000,-. Het bedrijf verwacht dat de productie / omzet komend jaar met 10% zal stijgen. De constante kosten bedragen dan volgend jaar:
A
€ 44.000,-
B
€ 40.000,-

Slide 3 - Quizvraag

Voorbeelden constante kosten

Slide 4 - Woordweb

Voorbeelden:
huur, afschrijving, rente, abonnementskosten, kosten personeel..........

Slide 5 - Tekstslide

De constante kosten moet je als bedrijf dus altijd betalen, ongeacht of de productie / omzet stijgt of daalt. Je moet er daarom voor zorgen dat deze kosten sowieso worden terugverdiend. Wie moet deze kosten uiteindelijk betalen?

Slide 6 - Open vraag

De consument moet betalen.
Je moet er dus voor zorgen dat je een gedeelte van je productie / verkoopomvang / omzet gaat reserveren voor de constante kosten. Hoe dan? 

Je berekent eerst wat je  normale bezetting / productie is over een paar jaar. Dit noemen we ook wel de Normale productie* (N). Vervolgens ga je de totale constante kosten delen door deze normale productie. 

In formuletaal is dit C / N. Je rekent zo een tarief uit voor de constante kosten. Dus: Hoeveel moet je reserveren per €1,- productie voor de constante kosten?

Slide 7 - Tekstslide

De normale omzet (productie) van een bedrijf is € 500.000,-. de constante kosten bedragen 275.000,-. Bereken het tarief voor de constante kosten.
A
€1,82
B
€0,55

Slide 8 - Quizvraag

Aan de slag!
hoofdstuk 4
Maak Opdracht 1
bladzijde 168 uit het werkboek.
timer
1:00

Slide 9 - Tekstslide

Variabele kosten
Variabele kosten hebben een direct verband met de omzet

Slide 10 - Tekstslide

De omzet van een bedrijf is € 100.000,- de variabele kosten zijn 10%. In het volgend jaar verwacht het bedrijf dat de omzet zal stijgen naar € 120.000,-. Hoeveel bedragen de variabele kosten?
A
€ 12.000,-
B
€ 10.000,-

Slide 11 - Quizvraag

Voorbeelden van variabele kosten:

Slide 12 - Woordweb

Slide 13 - Tekstslide

De variabele kosten stijgen met 4%, terwijl de omzet stijgt met 8%.
A
degressief
B
progressief
C
proportioneel

Slide 14 - Quizvraag

De omzet stijgt met 5% en de variabele kosten stijgen met 5 %.
A
degressief
B
progressief
C
proportioneel

Slide 15 - Quizvraag

de omzet stijgt met 10% en de variabele kosten stijgen met 15%.
A
progressief
B
degressief
C
proportioneel

Slide 16 - Quizvraag

Aan de slag!
Hoofdstuk 4
Opgave 2 -  3
timer
3:00

Slide 17 - Tekstslide

Leg uit wat constante kosten en variabele kosten zijn.

Slide 18 - Open vraag