In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Cursus 1: hoofd- en bijzaken
Slide 1 - Tekstslide
Goedmiddag 2KTH2
Ga op je eigen plek zitten.
Pak je: Leesboek, Nederlands schrift + boek en leg je laptop op de hoek van je tafel.
timer
1:00
Slide 2 - Tekstslide
We beginnen met stillezen
timer
10:00
Slide 3 - Tekstslide
De leerdoelen voor vandaag:
- Je leert wat hoofdzaken zijn in een korte tekst.
- Je leert wat bijzaken zijn in een korte tekst.
- Je kunt een onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken in een korte tekst.
Slide 4 - Tekstslide
Hoofdzaken en bijzaken
De belangrijke informatie in een tekst noem je de hoofdzaken. Wat niet zo belangrijk is zijn de bijzaken.
Slide 5 - Tekstslide
Hoofdzaken
De belangrijke informatie over het onderwerp van de tekst.
Bijzaken
Minder belangrijke informatie. Deze zinnen maken de hoofdzaken duidelijker.
Dat kan door middel van:
voorbeeld
herhaling
uitleg
Slide 6 - Tekstslide
Vertel het onderwerp
Noem alleen de hoofdzaken
Vertel in een logische volgorde
Spreek rustig en goed verstaanbaar
Hoofdzaken navertellen
Slide 7 - Tekstslide
Hoofdzaken vinden
Lees de inleiding en lees het slot.
Lees ook de eerste en de laatste zin van elke alinea, want hierin staat meestal de belangrijkste informatie.
De lay-out (opmaak) van een tekst helpt vaak ook de hoofdzaken te vinden. Die staan vaak vetgedrukt of als uitleg in een andere kleur.
Slide 8 - Tekstslide
bijzaken herkennen
...in de rest van de alinea vind je maak een uitleg of een voorbeeld. Dit zijn de bijzaken.
Slide 9 - Tekstslide
apps.noordhoff.nl
Slide 10 - Link
Wat zijn hoofdzaken?
A
de hoofdgedachte en de kernzin samen
B
Wat in een tekst belangrijk is
C
de inleiding
D
de alinea's
Slide 11 - Quizvraag
De hoofdzaken vind je altijd...
A
in de inleiding en in het slot
B
alleen in de inleiding
C
in de kern
D
door heel de tekst
Slide 12 - Quizvraag
Bijzaken zijn het tegenovergestelde van hoofdzaken. Dit kunnen zijn:
A
voorbeelden
B
belangrijke informatie
C
herhaling
D
uitleg
Slide 13 - Quizvraag
Hoofdzaak of bijzaak?
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak
Slide 14 - Quizvraag
Een hoofdzaak is het... van de tekst
A
Doel
B
Onderwerp
C
Belangrijkste
D
De titel
Slide 15 - Quizvraag
Hoofdzaak of bijzaak?
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak
Slide 16 - Quizvraag
WAT IS DE HOOFDZAAK? De burgemeester bezocht afgelopen zaterdag mevrouw de Jong voor haar honderdste verjaardag. Mevrouw de Jong woont in een verzorgingshuis.
A
De burgemeester bezocht afgelopen zaterdag mevrouw de Jong voor haar honderdste verjaardag.
B
Mevrouw de Jong woont in een verzorgingshuis.
Slide 17 - Quizvraag
WAT IS DE HOOFDZAAK? Alle leerlingen van klas twee hebben voor de herfstvakantie de boswachter geholpen. De leerlingen moesten op de fiets naar het bos. In het bos werden ze in groepen ingedeeld.
A
Alle leerlingen van klas twee hebben voor de herfstvakantie de boswachter geholpen.
B
De leerlingen moesten op de fiets naar het bos.
C
In het bos werden ze in groepen ingedeeld.
Slide 18 - Quizvraag
Waar vind je GEEN hoofdzaken?
A
Inleiding
B
Slot
C
Tussenkopjes
D
Voorbeelden
Slide 19 - Quizvraag
Hoofdzaken
Bijzaken
Belangrijkste informatie.
Minder belangrijke informatie.
Slide 20 - Sleepvraag
hoofdzaak
bijzaak
Mijn toets begint woensdag om 8.30u
Ik doe bijvoorbeeld ook aan tennis
Nederlands wordt bestuurd door het kabinet
Naast de begrippen moet je op de toets ook weten wat een hoofdzaak is.
Voor het proefwerk lezen moet je goed oefenen.
Slide 21 - Sleepvraag
We gaan aan de slag
Tijdens de les in tweetallen: KT: opdracht 10
TH: opdracht 7
20 minuten en dan bespreken.
Huiswerk. Cursus 1 paragraaf 5 ! IN JE BOEK + SCHRIFT!