Bespreken opdrachten Genetica

Opdr 8
Bij sommige diersoorten worden de geslachten op een andere manier bepaald dan door geslachtschromosomen. Bij bijen zijn de mannetjes (darren) haploïd. Darren ontwikkelen zich uit onbevruchte eicellen. 
Vrouwelijke bijen ontstaan uit bevruchte eicellen. De larven die hieruit ontstaan ontwikkelen zich afhankelijk van de voeding die ze krijgen tot een koningin of tot een werkbij.
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Opdr 8
Bij sommige diersoorten worden de geslachten op een andere manier bepaald dan door geslachtschromosomen. Bij bijen zijn de mannetjes (darren) haploïd. Darren ontwikkelen zich uit onbevruchte eicellen. 
Vrouwelijke bijen ontstaan uit bevruchte eicellen. De larven die hieruit ontstaan ontwikkelen zich afhankelijk van de voeding die ze krijgen tot een koningin of tot een werkbij.

Slide 1 - Tekstslide

a Zijn de verschillen tussen een werkbij en een koningin erfelijk of zijn het modificaties? Leg je antwoord uit.
Tekst
De larven die hieruit ontstaan ontwikkelen zich afhankelijk van de voeding die ze krijgen tot een koningin of tot een werkbij.
Antwoord
Afhankelijk van voeding, dus milieu (modificaties)!

Slide 2 - Tekstslide

b Zijn de verschillen tussen een dar en een koningin erfelijk of zijn het modificaties? Leg je antwoord uit.
Tekst
Darren ontwikkelen zich uit onbevruchte eicellen. Vrouwelijke bijen ontstaan uit bevruchte eicellen.
Antwoord
Darren uit onbevruchte eicellen, koningin uit bevruchte eicellen, dus erfelijk!

Slide 3 - Tekstslide

Opdr 14        


Vlak na de bevruchting kunnen tijdens de embryonale ontwikkeling ook cellen met een extra X-chromosoom ontstaan. Bij deze variant van het syndroom van Klinefelter hebben mannen een mozaïekpatroon. Ze hebben lichaamscellen met 46 chromosomen én lichaamscellen met 47 chromosomen.

Slide 4 - Tekstslide

Het syndroom van Klinefelter kan worden veroorzaakt door non-disjunctie van de geslachtschromosomen in een geslachtscel tijdens de meiose (zie afbeelding 5).
a Vindt non-disjunctie bij de vorming van spermacellen plaats tijdens meiose I, tijdens meiose II of bij beide? Leg je antwoord uit.
Antwoord
Bij non-disjunctie tijdens meiose-I ontstaat één cel met XY en een lege cel. Bij non-disnjunctie tijdens meiose-II ontstaat óf XX of YY.

Slide 5 - Tekstslide

b Beschrijf op welke manier dan lichaamscellen met een extra X-chromosoom kunnen ontstaan.
Lichaamscel met XY of met XXY. Welk chromosoom is dan niet uit elkaar gegaan?
c Leg uit waarom bij de mozaïekvariant het extra X-chromosoom in de lichaamscellen een kopie is van het X-chromosoom van de moeder.

Slide 6 - Tekstslide

Opdr 23            




De tweeling in de context is een sesquizygote tweeling. Sesqui is Latijn voor anderhalf.

a Verklaar deze benaming.

Slide 7 - Tekstslide

b Hoeveel procent van het totale DNA in de sesquizygote tweeling komt overeen?

c Hoeveel verschillende haplotypen komen er voor in de lichaamscellen van de kinderen? Verklaar je antwoord.
Tekst
Uit dat onderzoek bleek dat het genetisch materiaal dat de kinderen van hun moeder hadden gekregen voor 100% overeenkomt, maar dat van hun vader maar voor 78%.
Antwoord
Van moeder 100%, van vader 78%, samen 178%, dus gemiddeld 89% overeenkomst.
Antwoord
Zie afbeelding: 3 verschillende cellen: één eicel, twee zaadcellen.

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 26
Zoek twee gelijke ouders met een ander kind. De ouders hebben het dominante fenotype, het kind het recessieve fenotype. 
Ouders hebben het heterozygote genotype, kind homozygoot recessief.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide