In de grondwet van 1815 staat:
1. De koning kiest de leden van de Eerste Kamer.
2. De edelen en regenten kiezen de leden van de Provinciale Staten.
3. De Provinciale kiezen de leden van de Tweede Kamer.
4. De Koning is staatshoofd en regeringsleider en mag het kabinet (alle ministers) zelf benoemen en ontslaan.
5. Besliste zelf over belangrijke zaken (leger, buitenlandse politiek, kolonies).
6. Het parlement (Eerste en Tweede Kamer) mogen wetten goedkeuren.