literaire argumenten

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Wat zijn literaire argumenten?
Argumenten die jouw mening bevestigen en ondersteunen.
Zeven (eigenlijk negen) literaire argumenten gaan we behandelen.

Slide 3 - Tekstslide

Esthetische argumenten
Iets (een boek, gedicht, tekst) is mooi of niet mooi. Het is verrassend geschreven, of juist niet. De woordkeuze is passend of clichématig 

Slide 4 - Tekstslide

Woorden zoals:
mooie formuleringen, 
veel clichés, 
hijgerig stijltje, 
houterige dialogen
fraaie woordkeus
idioot lange zinnen


'Dit had nog wel even geredigeerd mogen worden'
'Noemen ze dit gekleuter ook al literatuur?'

Slide 5 - Tekstslide

structurele argumenten
Je gebruikt structurele argumenten als je een (waarde)oordeel uitspreekt over de structuur. Hiermee wordt de opbouw van een verhaal bedoeld. Je gaat dan in op de verschillende verhaalelementen die in het verhaal voorkomen. Voorbeelden hiervan zijn tijd, ruimte, perspectief, thema en de motieven.

Je vertelt eerst wat je van de structuur vindt. Daarna laat je zien wat je bedoelt door je mening te illustreren met tekstfragmenten uit het boek.

Slide 6 - Tekstslide

welke woorden passen bij een structureel argument?
A
evenwichtig, complexiteit, los zand
B
voorspelbaarheid, oude koek, afgezaagd
C
moeilijk, makkelijk, lekker dun
D
aangrijpend, beklemmend, fascinerend

Slide 7 - Quizvraag

Woorden zoals:
 zit goed in elkaar”,
 los zand,
 te lang uitgesponnen, 

 

'evenwichtig', 'uitgebalanceerd',
'samenhangend', 
'eenheid', 
'complexiteit' 

Slide 8 - Tekstslide

realistische argumenten
Als je realistische argumenten wil geven, betekent dit niet dat je argumenten geeft die realistisch zijn. Het gaat erom dat je kijkt naar het realisme van het boek, of juist het gebrek eraan: absurdisme. Je vraagt je af of de beschrijvingen, gebeurtenissen, omstandigheden of personen overeenkomen met de werkelijkheid. 

Je beoordeelt dan in hoeverre een boek waarheidsgetrouw overkomt. Vertel bijvoorbeeld of je denkt dat de situaties uit het boek ook in het dagelijkse leven kunnen gebeuren.

Slide 9 - Tekstslide

Welke woorden horen bij een realistisch argument?

Slide 10 - Woordweb

de woorden zijn o.a.:
geloofwaardig, onwaarschijnlijk,
levensechte personen, 
“je ziet het voor je”,
herkenbaar,
 karikaturaal,
 onzinnig 
absurd(istisch)

Slide 11 - Tekstslide

vernieuwings-/historische argumenten
Als je gaat bekijken of een verhaal origineel is of dat het verhaal iets unieks te bieden heeft, gebruik je vernieuwingsargumenten. Dat originele kan betrekking hebben op de gebeurtenissen waardoor het thema is vormgegeven. Maar het kan ook betrekking hebben op de stijl van de auteur. Het brengen van iets nieuws wordt vaak gewaardeerd in de schrijverswereld.

Je vertelt dus eigenlijk of je vindt dat het boek gekopieerd is, of dat de schrijver juist vernieuwende elementen in zijn verhaal gebruikt. 

Slide 12 - Tekstslide

de woorden?
je kunt op allerlei gebied vinden dat er vernieuwing optreedt. Dus de taal kan allerlei zijn. Vind je dat het perspectief vernieuwend is (bv een schilderij is de hoofdpersoon van het boek) of er zit een vernieuwend denkbeeld in (de mens is niet uniek, maar deel van de ecosysteem) etc. etc.

Slide 13 - Tekstslide

morele argumenten
Je gebruikt morele argumenten als je uitspraken doet over de opvattingen die de schrijver heeft. Deze opvattingen wil de schrijver in het boek duidelijk maken. Bijvoorbeeld opvattingen op het gebied van godsdienst of seksualiteit.

Je kunt bijvoorbeeld schrijven wat je zelf van de opvattingen vindt of hoe de schrijver ze interpreteert. Ook kan je voorbeelden geven waarin deze interpretatie tot uiting komt.

Slide 14 - Tekstslide

welke woorden horen bij morele argumenten?
A
hijgerig stijltje, houterige dialoog
B
meeslepend, fascinerend, aangrijpend
C
levensecht, geloofwaardig, karikaturaal
D
cynisch, braaf, gewaagd

Slide 15 - Quizvraag

de woorden zijn o.a.:
seksistisch,
hoogstaand,
 smerig, 
cynisch, 
sympathiek, 
braaf, 
gewaagd,
 onfatsoenlijk.

Slide 16 - Tekstslide

emotivistische argumenten
Deze argumenten hebben betrekking op je gevoel en emotie tijdens het lezen. Je verwoordt dus eigenlijk je eigen leeservaring. Deze argumenten zijn vaak persoonlijk en vaag, maar dat neemt niet weg dat ze goed zijn om te gebruiken.

Als je goed kan onderbouwen waarom je een bepaald gevoel of emotie had tijdens het lezen, is het een goed argument.

Slide 17 - Tekstslide

Welke woorden horen bij emotivistische argumenten?

Slide 18 - Woordweb

de woorden zijn o.a.:
'aangrijpend', 
'beklemmend', 
'fascinerend', 
'meeslepend', 
'vlak', 
'weinigzeggend,
'verrassend effect'

Slide 19 - Tekstslide

intentionele argumenten
Een intentioneel argument zegt iets over de bedoeling van de schrijver. Met wat voor bedoeling heeft de auteur het boek geschreven? Is het voor jou, de lezer, duidelijk wat zijn bedoeling is geweest? Dit is een gevaarlijk argument om te gebruiken. De lezer kan de bedoeling namelijk alleen uit het verhaal zelf halen. Hij/zij weet nog niet wat de schrijver nou echt met een bepaald standpunt bedoelt.

Slide 20 - Tekstslide

de woorden?
De criticus geeft aan of hij van mening is dat een auteur er wel of niet in geslaagd is, zijn bedoelingen waar te maken.

Slide 21 - Tekstslide

stilistische argumenten
Ook kan je een oordeel geven over de manier waarop de auteur schrijft. Je beoordeelt dan zijn schrijfstijl. Dit kan op basis van verschillende punten: de woordkeus, het woordgebruik de zinsopbouw, het gebruik van stijlfiguren etc.

Je kunt bijvoorbeeld over de woordkeus. Als de schrijver vaak moeilijke woorden gebruikt, geef je daar een voorbeeld van. Daarna leg je uit waarom je de woordkeus moeilijk vindt.

Slide 22 - Tekstslide

Welke woorden kun je gebruiken als je een stilistische argument geeft?

Slide 23 - Woordweb

de woorden zijn bv.:
zakelijk
concreet
beeldend

Slide 24 - Tekstslide

nog twee minder sterke argumenten 
Je kunt natuurlijk ook nog argumenten bedenken met betrekking tot de leerzaamheid( voorspelbaarheid, zet aan het denken, blijft je lang bij, zo had ik het nog niet bekeken, afgezaagd, verrassend)
of
praktische argumenten (moeilijk, makkelijk, lekker dun, prettig formaat, onduidelijke lay-out)

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Link