T2OV2 Herhalingstestje

Optimale productiegrootte op korte termijn
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieSecundair onderwijs

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Optimale productiegrootte op korte termijn

Slide 1 - Tekstslide

Wat is productiecapaciteit?

Slide 2 - Tekstslide

Om te kunnen produceren heeft een ondernemer productiefactoren nodig.
De 4 productiefactoren zijn:

Slide 3 - Woordweb

Optimale productiegrootte op korte termijn
Op korte termijn is het niet mogelijk om je productiefactor kapitaal uit te breiden (dit kost tijd). 
Je kan dus enkel uitbreiden door extra grondstoffen of meer werknemers toe te voegen.

Slide 4 - Tekstslide

Optimale productiegrootte op korte termijn
Je wil starten als ondernemer met je eigen zaak en wil dus weten hoeveel producten je best kan produceren om zoveel mogelijk winst te maken. Hiervoor moet je enkele financiële factoren in kaart brengen.  Je moet natuurlijk oa weten wat jouw kosten zijn en tot hoeveel werknemers het interessant is om aan te nemen. Wat ken je nog?

Slide 5 - Tekstslide

timer
1:00
de bijkomende productie als de onderneming een werknemer meer in dienst neemt.
de extra kosten die ontstaan als de productie met één eenheid uitbreidt.
de marginale opbrengst
marginale kost
de bijkomende opbrengst door de verkoop van één eenheid extra.
marginale productie

Slide 6 - Sleepvraag

De marginale kost wordt berekend als
A
marginale kost
B
marginale productie
C
gemiddelde kost
D
gemiddelde productie

Slide 7 - Quizvraag

De marginale kost wordt berekend als
A
marginale kost
B
marginale productie
C
gemiddelde kost
D
gemiddelde productie

Slide 8 - Quizvraag

Waaruit bestaan de Totale Kosten van een onderneming?
A
TVK + TOK
B
TCK + TVK
C
TVK + GK
D
MK + TCK

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

De marginale kost wordt berekend als
Daar waar de ondernemer het goedkoopst kan produceren: de gemiddelde productiekost per geproduceerde eenheid is hier het laagst
A
Optimale productiegrootte
B
Technisch optimaal punt
C
break-even punt
D
Maximale winst

Slide 11 - Quizvraag

De marginale kost wordt berekend als
Hoeveel stuks de ondernemer moet produceren om zijn winst te maximaliseren. 
A
Optimale productiegrootte
B
Technisch optimaal punt
C
break-even punt
D
Minimale kosten

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Wat is juist?
A
De onderneming maakt winst
B
De onderneming maakt verlies, maar zal nog produceren
C
De onderneming maakt verlies en zal stoppen met produceren

Slide 14 - Quizvraag

1) OPG: snijpunt MO = MK

2) winst, want GO (=MO=P) > GTK

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Wat is juist?
A
De onderneming maakt winst
B
De onderneming maakt verlies, maar zal nog produceren
C
De onderneming maakt verlies en zal stoppen met produceren

Slide 17 - Quizvraag

* OPG: MO = MK

* Winst verlies?
GO < GK : verlies

* produceren?
GO < GVK: stoppen

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

T3_L2: OPG op lange termijn

Slide 20 - Tekstslide

Waarin verschilt de OPG op korte termijn van de lange termijn?
A
Je kan op LT enkel meer arbeiders in dienst nemen
B
Je kan op LT je productiefactor kapitaal uitbreiden

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Wat gebeurt er met de TK wanneer de TCK stijgen (bv. bijkomend gebouw huren)?
A
stijgt
B
daalt
C
blijft gelijk

Slide 23 - Quizvraag

De kennis die ik nu heb over dit hoofdstuk:
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll