Grammatica zinsdelen hst.1 herhalingsles

Nederlands

Welkom!


Wat heb je nodig:

- lesboek

- schrift

- oefenboek

- leesboek

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederlands

Welkom!


Wat heb je nodig:

- lesboek

- schrift

- oefenboek

- leesboek

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

- Welkom!

- (voorlezen)

- Herhaling theorie zinsdelen hst. 1;

*samen herhalen

*zelfstandig oefenen


Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel

Aan het eind van deze les kan/weet je:

  • persoonsvorm, onderwerp, gezegde en lijdend voorwerp in een zin vinden;
  • hoe je het stappenplan voor het benoemen van zinsdelen moet gebruiken.


Slide 3 - Tekstslide

Belangrijk om te weten! 
  • We herhalen de theorie van deze paragraaf.
  • Je mag op ieder moment tijdens deze les besluiten om zelf met de opdrachten te beginnen. Doe dit alleen als je de theorie beheerst!

Slide 4 - Tekstslide

Persoonsvorm en gezegde
  • Het gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin (Ik ben vergeten mijn huiswerk te maken.).
  • De persoonsvorm is altijd een werkwoord en vind je op de volgende manieren: 1)vraagproef; 2)tijdproef; 3)getalproef.


Vragen of is iets niet duidelijk? Geef dit aan, dan leg ik het nog een keer uit.

Slide 5 - Tekstslide

Onderwerp
  • Je vindt het onderwerp door de vraag te stellen: wie (soms wat)+ de persoonsvorm.
  • De burgemeester van Schiedam geeft vanmiddag een persconferentie. (pv=geeft; wie geeft? antw= De burgemeester van Schiedam)

Slide 6 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
  • Je vindt het lijdend voorwerp door de vraag te stellen: Wat (soms wie) + gez + ow.
  • Op het LIFE College heeft iedere leerling een bibliotheekpas. (gez= heeft; ow= iedere leerling; lv= een bibliotheekpas.)

Slide 7 - Tekstslide

Zinsdelen
  • Een zinsdeel is één woord of een groepje woorden dat bij elkaar hoort.
  • Voor de persoonsvorm staat nooit meer dan één zinsdeel.
  • Zoek altijd eerst de persoonsvorm in de zin op, voordat je de zin gaat verdelen in zinsdelen. Als je de persoonsvorm hebt gevonden, kun je de overige zinsdelen opzoeken.

Slide 8 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Maak de opdrachten die je hebt gekregen. De antwoorden schrijf je op in je schrift. Als iets niet duidelijk is, kun je dit vragen.

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeldzin


1. Ik heb een lekker ijsje gegeten.

2. Ik loop samen met mijn vrienden naar school.

3. Gisteren /ben/ ik / naar de bioscoop / geweest.

Slide 10 - Tekstslide