Voorbewerken: De leerkracht komt binnen met een zak aardappels... Deze aardappelen komen van een speciale boer... Boer Jan!
Semantiseren: Boer Jan besluit op dit stuk land koeien te zetten. Dat heet veeteelt. Veeteelt wil zeggen dat je vee, bijvoorbeeld koeien of schapen houdt. Bij veeteelt verdient de boer zijn geld met... Boer Karel wil geen veeteelt, maar akkerbouw. Bij akkerbouw gaat het om graan of aardappels. Akkerbouw is dus....
Consolideren: Leerlingen vullen een schema in met begrippen die te maken hebben met veeteelt en akkerbouw.
Controleren: De docent geeft een overhoring over een zaakvaktekst 'akkerbouw en veeteelt'.