2VM over taal hoofdstuk 5

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

2VM

Nederlands

Over taal hoofdstuk 5

• Fictieopdracht 2
• Schooltaalwoorden
• Woorden uit de media
• Meertaligheid 

Fictieopdracht 2

In periode 4 moet je weer een fictieopdracht maken.

Kies daarvoor een nieuw C- of D-boek.

Kijk voor een boek in de mediatheek, leen er één uit de bibliotheek of misschien heb je wel een boek thuis staan.

Doe dat deze week of uiterlijk volgende week!

Meertaligheid

De taal die je vanaf je geboorte leert, is je moedertaal. Die taal leer je zonder dat je er bewust je best voor hoeft te doen. 

Later leer je nog andere talen, bijvoorbeeld door vakanties in het buitenland of tijdens lessen op school. Dat zijn vreemde talen. 

Als je een vreemde taal zo goed kent dat je je er goed in kunt uitdrukken, is het je tweede taal.

Als je meerdere talen of taalvarianten spreekt, ben je meertalig. 

Opdracht 3

1. Doutzen spreekt met haar jeugdvrienden en familie altijd Fries. Op school kreeg ze les in het Nederlands. Inmiddels woont ze in New York en spreekt ze ook vloeiend Engels. Duits en Frans heeft ze wel gehad op school, maar die talen kosten haar nog veel moeite.

Moedertaal

• Fries

tweede taal

• Nederlands

vreemde taal

• Duits en Frans

Opdracht 3

2. Dawid praat Pools met zijn moeder, die daar vandaan komt. Zijn vader is Nederlands, dus dat spreekt hij met hem. Zijn ouders spreken onderling Engels, dat kan hij inmiddels ook prima volgen. Op school krijgt hij sinds kort ook Duits en Frans.

Moedertaal

• Nederlands en Pools

tweede taal

• Engels

vreemde taal

• Duits en Frans

Opdracht 3

3. De ouders van Farid komen uit Marokko. Totdat hij naar de kleuterschool ging, sprak hij alleen nog Arabisch. Op school heeft hij inmiddels ook Nederlands geleerd. Sinds hij op de middelbare school zit, volgt hij ook lessen Engels en Duits.

Moedertaal

• Arabisch

tweede taal

• Nederlands

vreemde taal

• Engels en Duits

Opdracht 3

4. Mette woont in Heerlen. Met haar ouders spreekt ze Standaardnederlands, maar haar oma spreekt altijd Limburgs. Omdat ze daar elke woensdag na school heen gaat, kan ze dat inmiddels goed verstaan en ook redelijk spreken. Op school leert ze Engels, Duits en Frans.

Moedertaal

• Nederlands

tweede taal

• Limburgs

vreemde taal

• Engels, Duits en Frans

Woordraadstrategie

Soms ken je een woord niet, maar kan je wel achter de betekenis van een woord komen door goed naar de andere woorden in een zin of tekst te kijken.

Zoek naar een synoniem.

Zoek naar een antoniem.

Zoek naar een beschrijving in de tekst.

Kijk naar de delen waaruit het woord is opgebouwd.

Zoek naar een voorbeeld in de tekst.

Kijk naar de afbeeldingen bij een tekst.

Zoek de betekenis op in een woordenboek

Zelfstandig werken

Over taal blok 5

Maak opdracht 1 en 2