Herhalingsweek les 1 theorie

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welkom
Op tafel:  
Hand- en oefenboek Kern
map,  pen/potlood
laptop

(telefoon in tas, oortjes uit, jas uit... je weet wat je moet doen )

Slide 2 - Tekstslide

Agenda 

1. Herhalen theorie
2. Numo 
3. Lezen
4. ChatGPT-opdracht toets

Slide 3 - Tekstslide

Beoordelingselement 1: (Grote) toets


2. Kern handboek Taalgebruik Hoofdstuk 1 t/m 5 + 7, Taal en cultuur hoofdstuk 11 (redeneren), 13 (Betrouwbaarheid van teksten), 14 (framing, taal en cultuur)
2. Kern oefenboek hst 1A, B, C, (G) + hst 4A, 4B, C, (G)
3. Woordenschat oefenboek 1 en 4 (zie teams)


Beoordelingselement 2: 
Boek lezen als project (met andere docent) in groepen met opdrachten
Beoordelingselement 3:
Numo
Leerplan spelling (3F) AF

Slide 4 - Tekstslide

 3 technieken voor in een debat
1. ethos
2. pathos
3. logos
Tip: 
Maak aantekeningen!

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht
Opdracht
Overleg met je buur hoe ethos, pathos en logos worden ingezet.


timer
5:00

Slide 6 - Tekstslide

Tekstsoorten 
Drie soorten:

1. Verhalend
2. informerend
3. Waarderend

blz. 44/45 handboek

Slide 7 - Tekstslide

Blz. 46 handboek

Slide 8 - Tekstslide

Tekststructuren
Een tekststructuur is een net woord voor 'opbouw van de tekst (inleiding, middenstuk en slot). Belangrijk hierbij zijn tekstverbanden.

 Denk ook aan hoofdgedachte, onderwerp en leesdoelen.

Waarom gebruik we tekststructuren?


Slide 9 - Tekstslide

Kun je een tekst schrijven zonder dat je een tekstverband gebruikt?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

Welk tekstverband herken je?
'Kortom, dit was de herhaling over tekstverbanden en signaalwoorden.'
A
Doel-middel
B
Vergelijking
C
Samenvatting
D
Conclusie

Slide 11 - Quizvraag

Doel-middelverband
A
We hebben eerst een taart gebakken en daarna buiten gespeeld.
B
Om er voor te zorgen dat iedereen er bij kan zijn, houden we het feest op zaterdag.
C
Gisteren was ik heel erg moe, daarom heb ik tot 12:00 uur uitgeslapen.
D
Deze kerstvakantie ben ik naar Duitsland geweest. We hebben veel gegeten en gewandeld. Kortom, het was de beste kerstvakantie ooit!

Slide 12 - Quizvraag


Vergelijkend verband
A
Ik wil net als mijn vader later piloot worden!
B
Morgen ben ik jarig en ga ik zwemmen . Daarna gaan we patat eten.
C
Ik heb geen zin in het weekend, want ik moet huiswerk maken.

Slide 13 - Quizvraag

Onderwerp en hoofdgedachte
Je kunt het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst herkennen. 

Je weet wat het verschil is tussen onderwerp en hoofdgedachte.  

Slide 14 - Tekstslide

De kern van een boodschap

Onderwerp: één woord of een woordgroep, bijvoorbeeld:
olifanten

Deelonderwerpen: onderwerp van een of meerdere alinea's:
  • olifanten in het wild
  • olifanten in de dierentuin
  • olifanten in het circus

Hoofdgedachte: onderwerp in één zin:
  • Er zijn verschillende soorten olifanten. 
  • Olifanten moeten beschermd worden. 
  • Olifanten hebben een bijzonder dieet. 

Kernzin: belangrijkste zin in de alinea.
Eerste zin, tweede zin of laatste zin van de alinea.
Deze zin bevat de hoofdzaken uit de alinea. 

Slide 15 - Tekstslide

Kernzin: belangrijkste zin in de alinea.

Eerste zin, tweede zin of laatste zin van de alinea.
Vandaag is het Wereld Olifantendag. Natuurbeschermers en olifantenliefhebbers richten dan de aandacht op olifanten, hun kracht en schoonheid, maar ook de problemen waarmee zij te maken hebben en de steun die ze kunnen gebruiken voor hun voortbestaan. Dit jaar zetten wij de schijnwerpers op de wilde olifanten in Azië.

Slide 16 - Tekstslide

1. Schrijf een hoofdgedachte bij het onderwerp 'de zomervakantie'.
2. Schrijf twee deelonderwerpen op bij jouw onderwerp en hoofdgedachte. 
timer
3:00
Onderwerp: één woord of een woordgroep, bijvoorbeeld:
olifanten
Deelonderwerpen: onderwerp van een of meerdere alinea's:
  • olifanten in het wild
Hoofdgedachte: onderwerp in één zin:
  • Er zijn verschillende soorten olifanten.  


Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Betrouwbare bron (onderdeel betrouwbare bronnen en framing hoofdstuk 4):

geloofwaardig
- gezaghebbende organisatie en deskundige auteur
nauwkeurig
- actueel en volledig
neutraal
redelijk
- genuanceerd beeld
onderbouwd
- bibliografie

Slide 24 - Tekstslide

Zoeken naar relevante bronnen:

1. Stel jezelf vragen over je onderwerp: Wat is het? Wanneer ontstond het? Waarom is het belangrijk? Welke argumenten zijn er voor en tegen? 
2. Bedenk wat voor informatie je zoekt: feiten, meningen, statistieken, enz. 
3. Formuleer een zoekterm. Gebruik eventueel synoniemen. 
4. Controleer of de bron betrouwbaar is. 

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht/Huiswerk
- Ga naar Teams en kijk naar de toetsstof voor periode 1
- Kies 2/3 onderwerpen die je moeilijk vindt
- Open ChatGPT en vraag om drie open toetsvragen te maken over de onderwerpen op het niveau van mavo 3
- Maak je eigen oefenvragen en laat je antwoord nakijken door ChatGPT

Slide 26 - Tekstslide

Wat zou je graag morgen willen leren?

Slide 27 - Open vraag