7. 30 sept: Taalgebruik (3): Onderwerp

Op tafel:
  • laptop
  • map
  • pen
Welkom havo 3
timer
2:30
  • Jas uit en over je stoel. 
  • Tas van tafel.
  • Oortjes en telefoon in je tas. 
Starten met 10 minuten NUMO

Inlog vergeten?
gebruikersnaam: leerlingnummer: 123456
wachtwoord: j123456
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Op tafel:
  • laptop
  • map
  • pen
Welkom havo 3
timer
2:30
  • Jas uit en over je stoel. 
  • Tas van tafel.
  • Oortjes en telefoon in je tas. 
Starten met 10 minuten NUMO

Inlog vergeten?
gebruikersnaam: leerlingnummer: 123456
wachtwoord: j123456

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag maandag 30 september: 
Numo: al gedaan
Huiswerk bespreken
Herhaling voorgaande theorie
Nieuwe theorie: 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk:
Vraag 5a.
  • De hakken in het zand zetten = je fel verzetten tegen iets.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk:
Vraag 5b.
  • Tegenwoordig sport de auteur juist wel veel (alinea 2).

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk:
Vraag 5c.
  • Doordat de auteur voor zijn werk positief moest schrijven over sporten. Daardoor deed hij aan self-persuasion: hij is overtuigd geraakt van zichzelf (alinea 2).

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk:
Vraag 5d.
  • reden

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk:
Vraag 5e.
  • Met iets in je oren knopen bedoelt de auteur: iets om in gedachten te houden, in dit geval om rekening mee te houden als je iemand in het vervolg ergens van wil overtuigen.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog van tekstverbanden?
>>> Oefenen
Log in op LessonUp

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een alinea? Leg uit.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedenk een signaalwoord dat hoort bij opsomming.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedenk een signaalwoord dat hoort bij tegenstelling.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Kun je een tekst schrijven zonder dat je een tekstverband gebruikt?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg >> Kun je een tekst schrijven zonder dat je een tekstverband gebruikt?
Het kan wel, maar je teksten worden er minder duidelijk van. Bij langere teksten gebruik je vaak automatisch al signaalwoorden zoals: en, maar, dus, ook.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk tekstverband herken je?
'Kortom, dit was de herhaling over tekstverbanden en signaalwoorden.'
A
Doel-middel
B
Vergelijking
C
Samenvatting
D
Conclusie

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Doel-middelverband
A
We hebben eerst een taart gebakken en daarna buiten gespeeld.
B
Om er voor te zorgen dat iedereen er bij kan zijn, houden we het feest op zaterdag.
C
Gisteren was ik heel erg moe, daarom heb ik tot 12:00 uur uitgeslapen.
D
Deze kerstvakantie ben ik naar Duitsland geweest. We hebben veel gegeten en gewandeld. Kortom, het was de beste kerstvakantie ooit!

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Vergelijkend verband
A
Ik wil net als mijn vader later piloot worden!
B
Morgen ben ik jarig en ga ik zwemmen . Daarna gaan we patat eten.
C
Ik heb geen zin in het weekend, want ik moet huiswerk maken.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen tot nu toe 
  • Tekstdoel (informeren, amuseren, instrueren etc.)
  • Tekstsoort (waarderend, informerend, verhalend)
  • Tekstvorm = voorbeeld (recensie, betoog, verhaal, strip etc.)
  • Verbanden
  • Signaalwoorden

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nieuwe begrippen 
  • Kernzin
  • Onderwerp
  • Hoofdgedachte
  • Deelonderwerp
Handboek, Taalgebruik les 3

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerp en hoofdgedachte
Je kunt het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst herkennen. 

Je weet wat het verschil is tussen onderwerp en hoofdgedachte.  

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De kern van een boodschap

Onderwerp: één woord of een woordgroep, bijvoorbeeld:
olifanten

Deelonderwerpen: onderwerp van een of meerdere alinea's:
  • olifanten in het wild
  • olifanten in de dierentuin
  • olifanten in het circus

Hoofdgedachte: onderwerp in één zin:
  • Er zijn verschillende soorten olifanten. 
  • Olifanten moeten beschermd worden. 
  • Olifanten hebben een bijzonder dieet. 

Kernzin: belangrijkste zin in de alinea.
Eerste zin, tweede zin of laatste zin van de alinea.
Deze zin bevat de hoofdzaken uit de alinea. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kernzin: belangrijkste zin in de alinea.

Eerste zin, tweede zin of laatste zin van de alinea.
Vandaag is het Wereld Olifantendag. Natuurbeschermers en olifantenliefhebbers richten dan de aandacht op olifanten, hun kracht en schoonheid, maar ook de problemen waarmee zij te maken hebben en de steun die ze kunnen gebruiken voor hun voortbestaan. Dit jaar zetten wij de schijnwerpers op de wilde olifanten in Azië.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Schrijf een hoofdgedachte bij het onderwerp 'de zomervakantie'.
2. Schrijf twee deelonderwerpen op bij jouw onderwerp en hoofdgedachte. 
timer
3:00
Onderwerp: één woord of een woordgroep, bijvoorbeeld:
olifanten
Deelonderwerpen: onderwerp van een of meerdere alinea's:
  • olifanten in het wild
Hoofdgedachte: onderwerp in één zin:
  • Er zijn verschillende soorten olifanten.  


Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht maken
Bedenk een hoofdgedachte en twee deelonderwerpen bij onderstaande onderwerpen:
a. voetbal op kunstgras
b. bol.com
c. lettervermicelli
d. kunst
timer
10:00
Onderwerp: één woord of een woordgroep, bijvoorbeeld:
olifanten
Deelonderwerpen: onderwerp van een of meerdere alinea's:
  • olifanten in het wild
Hoofdgedachte: onderwerp in één zin:
  • Er zijn verschillende soorten olifanten.  


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht nakijken
Bedenk een hoofdgedachte en twee deelonderwerpen bij onderstaande onderwerpen:
a. voetbal op kunstgras
  •  deelonderwerpen: gevaar voor gezondheid, blessuregevoeligheid.
  • hoofdgedachte: Professionele voetbalclubs stappen af van voetballen op kunstgras.

Slide 24 - Tekstslide

tot hier
Opdracht nakijken
Bedenk een hoofdgedachte en twee deelonderwerpen bij onderstaande onderwerpen:
b. bol.com
  •  deelonderwerpen: gemak, online koopverslaving
  • hoofdgedachte:  Bol.com vertegenwoordigt de mooie en minder mooie kanten van onze consumentenmaatschappij.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht nakijken
Bedenk een hoofdgedachte en twee deelonderwerpen bij onderstaande onderwerpen:
c. lettervermicelli
  •  deelonderwerpen: taalvaardigheid, spelenderwijs leren
  • hoofdgedachte: Lettervermicelli leent zich voor leuke taalspelletjes met kinderen. 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht nakijken
Bedenk een hoofdgedachte en twee deelonderwerpen bij onderstaande onderwerpen:
d. kunst
  •  deelonderwerpen: beeldende kunst, podiumkunst, schilderijen, kunst in de openbare ruimte
  • hoofdgedachte: Kunst zou voor iedereen toegankelijk moeten zijn, zowel beeldende kunst als podiumkunsten. 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pak je laptop er weer bij, verder met taalverzorging >>>

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op de rots lagen twee ... (zonnebaden) hagedissen.
A
zonnebadend
B
zonnebad
C
zonnebadende
D
zonnebadene

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ben het ... (blij) met smakelijke cadeaus.
A
blijst
B
meest blij
C
blijest
D
meer blij

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het ... (bakken) brood zit in de oven.
A
bakte
B
gebakte
C
bakkende
D
gebakken

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De ... (werpen) discus schoot door de lucht.
A
werpende
B
werpte
C
geworpen
D
worpte

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het karretje werd weer in elkaar gezet door de ... (beunen) techneuten.
A
beunende
B
gebeunde
C
beunend
D
gebeund

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Trappen van vergelijking

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Trappen van vergelijking
stellende trap
vergrotende trap
overtreffende trap
-er
-st
mooi(e)
mooier(e)
mooist(e)
groen(e)
groener(e)
groenst(e)

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Trappen van vergelijking

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik ben het ... (blij) met smakelijke cadeaus.
A
blijst
B
meest blij
C
blijest
D
meer blij

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De overtreffende trap van weinig is:
A
weinig
B
weiniger
C
weinigen
D
minst

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De stellende trap van veel is:
A
veel
B
meer
C
meest

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De vergrotende trap van goed is:
A
goed
B
goeder
C
beter
D
best

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van ...?

lief
A
lief, liefer, liefst(e)
B
liefst(e), liever, lief
C
lief, liever, liefst(e)
D
liever, lief, liefst(e)

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De trappen van vergelijking:
dwaas-dwazer-...
A
dwaasts
B
dwazerst
C
dwaast

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Trappen van vergelijking:
vreemd - vreemder - .............
A
vreemdst
B
vreemst
C
meest vreemd

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De trappen van vergelijking:
triest-triester-
A
triestst
B
meest triest

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van veel ?
A
veel, meer, meest(e)
B
meer, minder, meest(e)
C
veel. meest(e), meer
D
veel, meest(e), minst

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke 'trappen van vergelijking' zijn goed?
A
mooi - meer mooi - mooist
B
mooi - mooier - mooist
C
mooi - lelijker - lelijkst
D
mooi - minder mooi - lelijk

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen uit deze les
  • Kernzin
  • Onderwerp
  • Hoofdgedachte
  • Deelonderwerp
Handboek, Taalgebruik les 3

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies