In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Nederlands leestekens
Slide 1 - Tekstslide
De Komma
De komma, gebruik je wanneer je twee zinnen bij elkaar samenvoegt. Of bij een voegwoord.
Voorbeeld:
Ik struikelde, omdat ik mijn veters niet had gestrikt.
Extra voorbeeld zin
Ik ging melk, boter, kaas, vlees en eieren halen.
Slide 2 - Tekstslide
Bij welke zin is de komma goed gebruikt? (2 antwoorden zijn goed)
A
Ik ga morgen naar de stad, en misschien ook naar de bioscoop.
B
Toen hij thuiskwam, was het al donker.
C
Ik kocht brood, kaas, melk en fruit bij de supermarkt.
D
De hond, die ik gisteren zag is heel groot.
Slide 3 - Quizvraag
Bij welke redenen kan je een komma gebruiken?
A
Voor elk verbindingswoord.
'Ik ga naar school, en daarna naar huis.'
B
Na het laatste opsomming.
'Ik kocht appels, peren, druiven, en.'
C
Bij elk pauze moment.
'We gaan morgen naar het park, als het weer mooi is.'
D
Voor of na een bijzin.
'Omdat het regende, bleven we binnen.'
Slide 4 - Quizvraag
Dubbele punt
Dit heb je meestal nodig voor een aangekondigde opsomming of als iemand iets gaat zeggen.
Voorbeeld:
Jan zei: 'Gisteren heb ik friet op.'
Extra voorbeeld zin
Paula zei: 'Ik ga morgen op vakantie.'
Slide 5 - Tekstslide
Waar is de dubbele punt goed gebruikt? (En ook de rest van de zin goed geschreven.)
A
Jan: 'Zei gisteren heb ik gevoetbald.'
B
Jan zei: Gisteren heb ik gevoetbald.'
C
Jan zei: 'Gisteren heb ik gevoetbald.'
D
Jan zei; 'Gisteren heb ik gevoetbald.'
Slide 6 - Quizvraag
Voor welke redenen gebruik je een dubbele punt?
A
Om iets aan te kondigen.
B
Na elk verbindingswoord.
C
In plaats van een komma.
D
Na aanhef in een brief.
Slide 7 - Quizvraag
Aanhalingstekens
Dit gebruik je bij een directe reden of een citaat. Let altijd goed op de plaats van de tekens. (Bij de indirecte en gedachtes gebruik je geen aanhalingstekens.)
Voorbeeld:
"Het is hier zo rustig," fluisterde ze.
Extra voorbeeld zin
"Als je het echt wilt, dan kun je alles bereiken," zei de docent met een glimlach.
Slide 8 - Tekstslide
Waar is zijn de aanhalingstekens goed gebruikt?
A
Ik heb net "een boek gelezen.
B
"De kat", sprong ineens op tafel.
C
Hij vroeg: "Hoe laat is het?
D
"Wat een prachtige dag," zei hij enthousiast.
Slide 9 - Quizvraag
Voor welke 2 redenen gebruik je een aanhalingsteken?
A
Voor een letterlijk citaat.
B
Om een woord of uitdrukking te benadrukken.
C
Om een normale zin opvallend te maken.
D
Om een woord te vervangen dat je niet wilt gebruiken.
Slide 10 - Quizvraag
Herhaling
De komma gebruik je wanneer je 2 zinnen bij elkaar voegt, bij een opsomming, bij een korte pauze of bij extra informatie.
Slide 11 - Tekstslide
Herhaling
De dubbele punt gebruik je meestal bij een aangekondigde opsomming of als iemand wat gaat zeggen.
Slide 12 - Tekstslide
Herhaling
De aanhalingstekens gebruik je bij een directe reden en een citaat. Je moet altijd goed op de plaats letten van de aanhalingstekens. (Bij indirecte redens en gedachtes gebruik je geen aanhalingstekens.)
Slide 13 - Tekstslide
Dat was onze korte uitleg, dankjewel voor het luisteren.