Toets over kenmerkende aspecten van sociaaleconomische + politieke geschiedenis.
Slide 1 - Tekstslide
BLOK C: Vroegmoderne Tijd en Moderne Tijd
Slide 2 - Tekstslide
Tijdvak 7: Pruiken en Revoluties
Kenmerkende aspecten:
Rationeel optimisme en 'verlicht denken' dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen.
Slide 3 - Tekstslide
Hoe kwam de Verlichting op gang?
16e en 17e eeuw: Wetenschappelijke Revolutie
Op een systematische manier kennis verwerven d.m.v. empirisme en rationalisme.
Nieuwe kennis door waarneming en ervaring.
Nieuwe kennis door gebruik van de rede.
Belangrijkste gevolgen:
Ontdekking van natuurwetten.
Waarom toen?
Men vermoedt dat dat komt door de ontdekkingsreizen. Daarbij ontdekte men grotere delen van de wereld met nieuwe volkeren en nieuwe gebruiken. Een golf van informatie bereikte Europa en stimuleerde creatieve geesten om net als de zeevaarders de wereld te onderzoeken. De ontdekking van een compleet nieuw continent deed bovendien het traditionele wereldbeeld wankelen en de vergaarde kennis in de Nieuwe Wereld maakte nieuwe inzichten mogelijk. Dit zou een kettingreactie teweeg hebben gebracht.
Natuurwetten
Natuurwetten zijn:
In de wetenschap: wetten die een bepaalde wetmatigheid beschrijven in de natuur of de maatschappij. Denk bijv. aan Newtons wetten (over o.a. actie / reactie) of de wetten van Kepler (over de beweging van hemellichamen)
In de ethiek: de regels en beginselen die voor alle mensen gelden, omdat ze voortvloeien uit het verstand, zoals dat bepalend is voor de menselijke natuur. Denk bijv. aan de rechten van het volk om hun vorst af te zetten als hij zijn werk niet goed doet (Verlicht idee).
Slide 4 - Tekstslide
De kerk en de wetenschap
16e eeuw
Verzet tegen de Wetenschappelijke revolutie >> Giordano Bruno (executie) + Galileo Galilei (levenslang huisarrest)
17e eeuw
Regeringen gaan wetenschappers steunen >> van waarde voor hun economie + bescherming etc.
Wetenschappers krijgen de ruimte >> dus ook om onderzoek te doen naar de Bijbel en religie >> vertrouwen op eigen verstand: is hoe wij het doen wel goed?
Op deze manier leidde de wetenschappelijke revolutie uiteindelijk tot de Verlichting.
Slide 5 - Tekstslide
Op economisch gebied waren de uitgangspunten van de Verlichters:
Elk individu moet de vrijheid hebben zijn eigenbelang na te streven. >> doet iedereen dat, volgt welvaart voor iedereen!
Iedere staat moet zijn economisch beleid op de volgende pijlers laten rusten: - een vrijemarkteconomie - vrijhandel - zo weinig mogelijk ingrijpen van de overheid.
Denken over Economie in de Verlichting
Slide 6 - Tekstslide
Voordelen:
Afbraak handelsbarrières
Zorgt voor economische groei
Meer werk in koloniën en hogere lonen
Lagere prijzen
Evenwicht / consumptievrijheid
Denken over Economie in de Verlichting
Nadelen:
Geen eerlijke kansen voor iedereen
Kinderarbeid
Sociale ongelijkheid
Koopkrachtige vraag
Geen efficiënt gebruik
Slecht voor het milieu
Slide 7 - Tekstslide
De levenswijze van jagers-verzamelaars
Verlicht denken toepassen op de samenleving
Economie:
- Vrijhandel zorgt voor meer welvaart voor iedereen. - Vrijemarkteconomie + weinig overheidsbemoeienis
Sociaal:
- Redelijke manier van samenleven, zoals in de natuur
- Verlichting: rationalisme, vooruitgangsgedachte, religieuze tolerantie + scheiding van kerk en staat.
Slide 8 - Tekstslide
Wat was er kenmerkend aan de wetenschap ten tijde van de Wetenschappelijke revolutie?
A
Onderzoekers gingen de Bijbel in opdracht van de kerk onderzoeken, omdat de Kerk wilde weten of ze het juiste geloof predikten.
B
Onderzoekers gingen voor het eerst onderzoek doen naar de natuur in plaats van op God, de Bijbel en de kerk te vertrouwen.
C
Onderzoekers gingen op een systematische manier kennis verwerven o.a. door waarneming, ervaring en hun verstand.
D
Ze verwierpen de kennis uit de Oudheid en begonnen met nieuw onderzoek wat tot de ontdekking van natuurwetten leidde.
Slide 9 - Quizvraag
Volgens Adam Smith was het de taak van de overheid om ....
A
de economie met allerlei wetten te sturen
B
de eigen economie te beschermen tegen andere landen
C
zich zo min mogelijk te bemoeien met de economie
D
zich actief te bemoeien met de economie
Slide 10 - Quizvraag
Planning
Slide 11 - Tekstslide
BLOK C: Vroegmoderne Tijd en Moderne Tijd
Slide 12 - Tekstslide
Tijdvak 8: Burgers en Stoommachines
Kenmerkende aspecten:
De Industriële Revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving.
Discussies over de 'sociale kwestie'.
Slide 13 - Tekstslide
Hoe kon de Industriële Revolutie plaatsvinden?
Slide 14 - Tekstslide
De Industriële Samenleving:
Industriële samenleving vervangt de agrarisch-urbane samenleving
Urbanisatie (steden i.p.v. dorpjes)
Kinderarbeid
Verpaupering / extreme armoede
Klassenmaatschappij ontstaat
Slide 15 - Tekstslide
De Industriële Samenleving:
Veranderingen in het gebruik van de natuur: energiebronnen (elektriciteit) + nieuwe grondstoffen.
Veranderingen in gebruik van techniek: communicatie + infrastructuur (trein en stoomboot)
Slide 16 - Tekstslide
De Industriële Samenleving
Verandering in het kapitalisme: Van handelskapitalisme naar industrieel kapitalisme
Handelskapitalisme: tot 18e eeuw - Handels- en nijverheidsbedrijven in handen van meesters (gezellen etc.) of in handen van kooplieden-ondernemers die de boeren in de huisnijverheid voor zich lieten werken. - min of meer grote landbouwbedrijven (grootgrondbezitters) >> productie voor lokale markten.
Industrieel kapitalisme: 19e eeuw - Fabrieken en mijnen zijn belangrijkste bedrijven. - De productie komt in handen van fabrikanten en groot-industriëlen. - Vanaf 1870 worden de meeste grote ondernemingen NV's. - Vanaf eind 19e eeuw inmenging van de overheid op beperkte schaal.
NV
Naamloze Vennootschap In een NV bezitten mensen gezamenlijk een bedrijf door een of meer aandelen in dat bedrijf te kopen. Vennootschappen ontstonden toen fabrikanten meer geld wilden hebben om hun fabrieken uit te breiden of nieuwe fabrieken te bouwen. Hun eigen geld was niet genoeg, dus zochten ze naar een manier om geld te krijgen. Eigenlijk verkopen ze een deel van hun bedrijf (aandelen) in ruil voor een deel van de winst. Zo worden de aandeelhouders mede-eigenaar van het bedrijf. Het bestuur van het bedrijf verandert daardoor: niet langer 1 man die beslist, maar een raad van bestuur.
Slide 17 - Tekstslide
De industriële revolutie begon in..
A
België
B
Groot-Brittannië
C
Verenigde Staten
D
Frankrijk
Slide 18 - Quizvraag
Wat was niet een oorzaak van de industriële revolutie?
A
Huisnijverheid: boeren wilden meer machines
B
Grondstoffen: grote hoeveelheden steenkool en ijzererts, en katoen uit de kolonies.
C
Verbeteringen in de landbouw leidden tot een voedsoverschot
D
Bevolkingsgroei: sterftecijfer daalde doordat er meer voedsel beschikbaar was
Slide 19 - Quizvraag
De industriële revolutie
A
had grote gevolgen voor de hele samenleving
B
bleef beperkt tot de steden
C
waren veranderingen in productiemethoden
D
had vooral betrekking op industriearbeiders
Slide 20 - Quizvraag
Wat is geen gevolg van de industriële revolutie
A
Modern Imperialisme
B
Urbanisatie
C
Sociale Kwestie
D
Landbouwrevolutie
Slide 21 - Quizvraag
Industriële Revolutie wat klopt niet?
A
betekent dat handenarbeid wordt vervangen door machines
B
betekent dat huisnijverheid vervangen wordt door fabrieksarbeid
C
leidde tot minder welvaart
D
leidde tot de sociale kwestie
Slide 22 - Quizvraag
Als gevolg van de industriële revolutie ....
A
Daalde het bevolkingsaantal
B
Groeide het bevolkingsaantal
C
Groeide de bevolking op het platteland
D
Daalde het aantal het aantal mensen in de steden.
Slide 23 - Quizvraag
Waar of niet waar? In handelskapitalisme ontstonden veel Naamloze Vennootschappen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 24 - Quizvraag
Waar of niet waar? Iedereen profiteerde van het industrieel kapitalisme
A
Waar
B
Niet waar
Slide 25 - Quizvraag
Bij welke politieke stroming zullen de meeste fabriekseigenaren zich bij aangesloten hebben?
A
Liberalisme
B
Socialisme
C
Conservatieven
D
Kapitalisten
Slide 26 - Quizvraag
De levenswijze van jagers-verzamelaars
De Industriële samenleving
Economie:
- Fabrieken met kinderarbeid en massaproductie.
- Nieuwe energiebronnen + vervoersmiddelen/infrastructuur
- Politieke stromingen komen op: liberalisme, socialisme
Godsdienst / taal / kunst:
- Nieuwe vormen van communicatie
- Kunst reageert op samenleving: Romantiek
Slide 27 - Tekstslide
De Industriële samenleving: de Sociale kwestie
De Sociale Kwestie (arbeidersvraagstuk) kwam op in de 19e eeuw als gevolg van de industriële revolutie.
Onder de sociale kwestie vallen de slechte leef- en werkomstandigheden, vrouwen- en kinderarbeid, hongerlonen en massale werkloosheid.
Hierdoor ontstaan verschillende politieke stromingen: de -ismen.
Slide 28 - Tekstslide
"Och wij zijn natuurlijk weer stout geweest"
(Cartoon uit het Volk, 5 december 1903)
Slide 29 - Tekstslide
Wat wil de tekenaar duidelijk maken met de prent?
Slide 30 - Open vraag
Slide 31 - Tekstslide
Wat bekritiseert de tekenaar?
Slide 32 - Open vraag
De Sociale Kwestie leidt tot Sociale Wetgeving
Door de discussie over de sociale kwestie en de komst van politieke partijen, kwam er toch eindelijk verandering in de leef- en werkomstandigheden van arbeiders. Dit gebeurde door sociale wetgeving.
(Deel) Liberalen veranderden hun mening >> overheid moest een actievere rol gaan spelen om de bestaande situatie te verbeteren.
Confessionele partijen (op basis van religie) >> liefdadigheid is niet voldoende >> de overheid moet gematigd ingrijpen.
Socialisten >> de overheid moet actief ingrijpen >> wetten maken om het leven beter te maken.
Eind 19e eeuw: wetten tegen kinderarbeid en wetten die arbeidstijden beperkten.
Begin 20e eeuw: maatregelen voor gezondheidszorg, onderwijs, ziektegeld, betaalde vakantie en uitkeringen in geval van werkloosheid.
Slide 33 - Tekstslide
De levenswijze van jagers-verzamelaars
De Industriële samenleving
Economie:
- Fabrieken met kinderarbeid en massaproductie.
- Nieuwe energiebronnen + vervoersmiddelen/infrastructuur