Les terugblik hoofdletters + interpunctie

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik vorige les:
- gebruik van hoofdletters.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste spelling?
A
engelse drop
B
Engelse drop

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste spelling?
A
de heer de Boer
B
de heer De Boer
C
de Heer de Boer

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdletter of een hoofdletter?
A
De wind komt uit het oosten.
B
De wind komt uit het Oosten.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
lente
B
Lente

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
paasei
B
Paasei

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Het katholieke geloof
B
Het Katholieke geloof

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

INTERPUNCTIE
Leestekens: komma, punt, dubbele punt en het vraagteken.

Leestekens verduidelijken de tekst en ze zorgen ervoor dat je een tekst makkelijker leest.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • Ik kan de komma, de punt, de dubbele punt en het vraagteken op de juiste plek in een tekst noteren.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Betekenisverschil?
  • Hij zat op haar schoot en rustte uit.
  • Hij zat op haar, schoot en rustte uit.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

komma, punt, dubbele punt, vraagteken

Slide 17 - Woordweb

Wat weet je al over de leestekens? Wanneer gebruik je welke? Denk aan hoofdletters, punten, komma's, uitroeptekens en vraagtekens.
komma (,)
Als ik naar school ga pak ik de fiets. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

komma (,)
Als ik naar school ga pak ik de fiets.
Als ik naar school ga, pak ik de fiets.
(1) Tussen twee persoonsvormen

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

komma (,)
(1) Tussen twee persoonsvormen;
(2) Tussen delen van een opsomming (= soort boodschappenlijstje).
We hebben chips, chocola, cola en frisdrank gekocht. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

komma (,)
(1) Tussen twee persoonsvormen;
(2) Tussen delen van een opsomming;
(3) Voor een aantal voegwoorden: want, omdat, maar (behalve vóór en en of)
Gister was het mistig, maar komend weekend wordt het zonnig.
Gister was het mistig en regenachtig.
De kinderen blijven hier of  ze gaan naar huis.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

komma
A
Toen ze thuiskwam, zag ze dat de lamp al brandde.
B
Toen ze thuiskwam zag ze dat de lamp al brandde.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

komma
A
Ik hou van chocolade, dropjes, spekjes en koekjes.
B
Ik hou van chocolade dropjes spekjes en koekjes.
C
Ik hou van chocolade , dropjes, spekjes, en koekjes.
D
Ik hou van chocolade , dropjes spekjes en koekjes.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Komma
Waar staat de komma op de goede plaats?
A
Ik ga naar de dierentuin met jurre Joes en Mitch.
B
Doei papa, mama ,en lotje.
C
Met vriendelijke groet, Awa en Arthur
D
ik ga naar de stad omdat, ik nog iets moet halen

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

komma
A
Als u hiermee instemt willen wij graag op ...
B
Als u hiermee instemt, willen wij graag op ...

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

dubbele punt (:)
1) Voor een toelichting of verklaring
Vingerafdrukken worden als uniek beschouwd: zelfs verschillende vingers van dezelfde hand zijn niet gelijk.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

dubbele punt (:)
1) Voor een toelichting of verklaring
2) voor een opsomming
De volgende leerlingen moeten nablijven: Daniël, Demi, Maud en Annelin.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welke zin is de dubbele punt correct gebruikt?
A
Haar hobby's zijn skaten, streetdance en tennis.
B
Haar hobby's zijn: skaten, streetdance en tennis.
C
Haar hobby's zijn skaten: streetdance en tennis.

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

vrijdag 24 januari: toets spelling
- persoonlijk en bezittelijk voornaamwoorden (jou/jouw, u/uw, hun, jullie);
- hoofdletters;
- interpunctie;
- afbreken van woorden.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies