20. Je kunt de levensomstandigheden van arbeiders beschrijven en verklaren.
21. Je begrijpt waarom de midden- en hogere klassen zich zorgen maakten over de sociale kwestie en je kunt uitleggen welke rol de overheid hierin ging spelen.
22. Je weet welke groepen zich inzetten voor de emancipatie van arbeiders en hoe zij dit deden.
23. Je begrijpt de theorie van Marx en je kunt uitleggen in welk opzicht sociaaldemocraten afwijken van Marx’ ideeën.