19. Je kunt de levensomstandigheden van arbeiders beschrijven en verklaren.
20. Je begrijpt waarom de midden- en hogere klassen zich zorgen maakten over de sociale kwestie en je kunt uitleggen welke rol de overheid hierin speelde.
21. Je kunt uitleggen welke motieven de chartisten hadden om zich in te zetten voor invoering van een People’s Charter.
22. Je weet welke groepen zich op politiek en maatschappelijk gebied inzetten voor de emancipatie van arbeiders en hoe zij dit deden.
23.Je begrijpt de theorie van Marx en je kunt uitleggen in welk opzicht sociaaldemocraten afwijken van Marx’ ideeën.