§ 2.3 Opbrengsten, winst en winstmaximalisatie

Opbrengsten, winst en winstmaximalisatie
Wanneer is de winst maximaal?

Kernwoorden:
- Maximale winst: MO = MK
- Break-even-punt: TO = TK
- Producentensurplus
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Opbrengsten, winst en winstmaximalisatie
Wanneer is de winst maximaal?

Kernwoorden:
- Maximale winst: MO = MK
- Break-even-punt: TO = TK
- Producentensurplus

Slide 1 - Tekstslide

Winst & Omzet
De winst is het verschil tussen ......................................... en ............................................. .

De totale opbrengst (TO) = omzet = ................ x ................... 

Slide 2 - Tekstslide

Winst & Omzet
De winst is het verschil tussen opbrengsten en kosten.

De totale opbrengst (TO) = omzet = prijs x afzet

Slide 3 - Tekstslide

Exogene prijs
Voorlopig gaan we ervan uit dat de prijs exogeen is, d.w.z. de prijs wordt bepaald op de markt en de individuele aanbieder heeft er geen invloed op. 

De prijs is dan voor elke hoeveelheid producten die een producent verkoopt hetzelfde.

Slide 4 - Tekstslide

Gemiddelde & marginale opbrengst
De gemiddelde opbrengst en de marginale opbrengst zijn gelijk aan de verkoopprijs, als deze exogeen is.

Gemiddelde opbrengst = .......................................................
Marginale opbrengst = ..........................................................
................................................................................................

Slide 5 - Tekstslide

Gemiddelde & marginale opbrengst
De gemiddelde opbrengst en de marginale opbrengst zijn gelijk aan de verkoopprijs, als deze exogeen (gegeven) is.

Gemiddelde opbrengst = GO = TO / q = p x q / q = p
Marginale opbrengst = extra opbrengst voor elk product dat je extra verkoopt = verkoopprijs

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld

Stel dat de verkoopprijs van je product €1,- wordt. 
De prijs is dus een gegeven en je kan daar geen invloed op uitoefenen.

Slide 7 - Tekstslide

De totale opbrengst bij verschillende afzetten is dan:






Hoe groot is de gemiddelde opbrengst bij q = 25? ..................

Hoe groot is de marginale opbrengst bij q = 25? 
..................................................................................................



Slide 8 - Tekstslide

De totale opbrengst bij verschillende afzetten is dan:





Hoe groot is de gemiddelde opbrengst bij q = 25? 
TO / q = € 25 / 25 = € 1

Hoe groot is de marginale opbrengst bij q = 25? 
Van q = 25 naar q = 26 neemt TO met € 1 toe, dus € 1.



Slide 9 - Tekstslide

Om de winst te bepalen, moeten we de totale kosten van de totale opbrengst afhalen.

Slide 10 - Tekstslide

Maximale winst
Stappenplan maximale winst berekenen:
  1. Zoek de hoeveelheid (q) waarbij MO = MK 
  2. Bereken bij deze q de totale opbrengst (TO) 
  3. Bereken bij deze q de totale kosten (TK) 
  4. Trek de kosten van de opbrengst af: TO - TK 

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld
Stel dat van een ondernemer het volgende bekend is: 
TK = 5q^2+ 20. 
De verkoopprijs is 
€ 40 per stuk. 

Wanneer is de winst 
maximaal?

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld
Stel dat van een ondernemer het volgende bekend is: 
TK = 5q^2+ 20. 
De verkoopprijs is 
€ 40 per stuk. 

Wanneer is de winst 
maximaal?

Slide 13 - Tekstslide









De winst is maximaal bij q = 4.

Slide 14 - Tekstslide

Dit kun je ook bepalen met MO en MK. 
De winst is namelijk maximaal als geldt dat MO = MK.

Bewijs:
Tot welk punt geldt 
dat de toename 
van de opbrengsten 
groter is dan de 
toename van de 
kosten? 

Slide 15 - Tekstslide

Als MO > MK neemt winst 
........................................
Als MO < MK neemt winst 
.........................................


Je moet dus produceren / verkopen op het punt waar geldt .............................................................................................

Slide 16 - Tekstslide

Als MO > MK neemt winst 
toe (tot q = 4)
Als MO < MK neemt winst 
af 


Je moet dus produceren / verkopen op het punt waar geldt MO = MK 

Slide 17 - Tekstslide

Break-even-punt
Het break-even-punt is het punt waarbij er geen winst en geen verlies wordt gemaakt.
Dus, bij het break-even-punt geldt: ....................................... 
Je kunt het break-even-punt op 3 manieren vinden: 
1) aflezen uit een tabel
2) aflezen uit een grafiek
3) berekenen

Slide 18 - Tekstslide

Break-even-punt
Het break-even-punt is het punt waarbij er geen winst en geen verlies wordt gemaakt.
Dus, bij het break-even-punt geldt: TO = TK
Je kunt het break-even-punt op 3 manieren vinden: 
1) aflezen uit een tabel
2) aflezen uit een grafiek
3) berekenen

Slide 19 - Tekstslide

Voorbeeld
Stel dat voor een product geldt:
- kosten per product zijn € 5
- er is € 10 aan constante kosten.
- verkoopprijs is € 10 per stuk

Slide 20 - Tekstslide

1) Tabel

Slide 21 - Tekstslide

1) Tabel

Slide 22 - Tekstslide

2) Grafiek

Slide 23 - Tekstslide

3) Berekenen
TO = TK
..................................................................................................

..................................................................................................
..................................................................................................

Of: GO = GTK
..................................................................................................
..................................................................................................
..................................................................................................


Slide 24 - Tekstslide

3) Berekenen
TO = 10q
TK = 5q + 10
TO = TK 10q = 5q + 10 5q = 10 q = 2

Of: GO = GTK
10 = 5 + 10/q 10 / q = 5 q = 10 / 5 = 2

Slide 25 - Tekstslide

Producentensurplus
Het producentensurplus is het verschil tussen prijs (= MO) en MK.
Stel dat een producent 0 producten produceert. Als hij één eenheid (extra) gaat produceren, levert hem dan ............. op. De extra kosten zijn gelijk aan ............... . De (extra) winst die het hem oplevert is dan ................................ .Dit is de maatstaf voor het ‘welbevinden’ van een producent.

Slide 26 - Tekstslide

Producentensurplus
Het producentensurplus is het verschil tussen prijs (= MO) en MK.
Stel dat een producent 0 producten produceert. Als hij één eenheid (extra) gaat produceren, levert hem dan p = MO op. De extra kosten zijn gelijk aan MK. De (extra) winst die het hem oplevert is dan MO – MK. Dit is de maatstaf voor het ‘welbevinden’ van een producent.

Slide 27 - Tekstslide

Voorbeeld 
Van een producent is het volgende gegeven m.b.t. de marginale kosten:
Hoe groot is het 
producentensurplus
bij een prijs van 
€ 40?
.................................................................................................

Slide 28 - Tekstslide

Voorbeeld 
Van een producent is het volgende gegeven m.b.t. de marginale kosten:
Hoe groot is het 
producentensurplus
bij een prijs van 
€ 40?
(40 – 10) x 3 / 2 = 45

Slide 29 - Tekstslide