Grammatica bijzinnen les 1 klas 3VWO

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Hoe was je meivakantie? Kun je in 5 woorden omschrijven hoe het was?

Slide 2 - Open vraag

Hoe gemotiveerd ben je voor de laatste weken school?
A
Heel erg!
B
een beetje
C
niet echt
D
Totaal niet

Slide 3 - Quizvraag

Hoe kan ik ervoor zorgen dat jouw motivatie groot blijft/ groter wordt?

Slide 4 - Open vraag

Wat te doen vandaag?
- herhalen grammatica zinsdelen
- herhalen hoofd- en bijzinnen
- Bijzinnen uit het boekje grammatica

Slide 5 - Tekstslide

Herhalen grammatica zinsdelen
Je krijgt een korte herhalingsopdracht over zinsdelen. 
Zo kun je even je kennis weer opfrissen (en eventueel bijspijkeren)

Slide 6 - Tekstslide

Wat zoek je als eerste op in een zin?
A
onderwerp
B
persoonsvorm
C
lijdend voorwerp
D
zinsdelen

Slide 7 - Quizvraag

Verdeel de zin in zinsdelen. Hoeveel zinsdelen heeft deze zin?
Renzo schrijft graag elke dag een gedicht voor Nina.
A
3
B
5
C
4
D
6

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in deze zin?
Het bekende Nederlandse televisieprogramma van John de Mol bestaat al meer dan vijf jaar.
A
meer dan vijf jaar
B
Het bekende Nederlandse televisieprogramma
C
Het bekende Nederlandse televisieprogramma van John
D
Het bekende Nederlandse televisieprogramma van John de Mol

Slide 9 - Quizvraag

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?
mijn scooter =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 10 - Quizvraag

Opa geeft zijn laatste gebakje weg.
opa =
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 11 - Quizvraag

Gisteren heeft de directeur een lezing gehouden.
gisteren =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 12 - Quizvraag

Weet je het weer?
We gaan nu verder met hoofd- en bijzinnen.

Slide 13 - Tekstslide

Hoofdzin
  • PV staat na het eerste zinsdeel of vooraan in de zin
  • Er kunnen geen woorden tussen onderwerp en PV staan
  • Kun je (meestal) los opschrijven
Bijzin
  • PV staat niet na het eerste zinsdeel of vooraan in de zin, maar vaak achteraan
  • Er kunnen wél woorden tussen onderwerp en PV staan
  • Kun je niet los opschrijven
  • Is een onderdeel van de hoofdzin

Slide 14 - Tekstslide

Nevenschikkend 

2 (of meer) hoofdzinnen

--> voegwoorden: 
en, maar, of, dan (wel), dus en want
Onderschikkend

hoofdzin + bijzin

--> voegwoorden: 
wanneer, als, terwijl, zodra, voordat, voor, nu, toen, nadat, zolang als, totdat, sinds, doordat, zodat, waardoor, omdat, opdat, indien, mits, tenzij, hoewel, ofschoon, ondanks dat, zoals, alsof, dat, of…

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld 1
Hij weet al lang dat hij goed kan tekenen.
1e deel: Hij weet al lang (hoofdzin)
2e deel: (dat) hij goed kan tekenen (bijzin)

Deze zin is samengesteld (want 2 PV's) en onderschikkend (want onderschikkend voegwoord 'dat' + bijzin)

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld 2
De verdachte was aangehouden en hij moest lange tijd in de cel doorbrengen.
1e deel: De verdachte was aangehouden (hoofdzin)
2e deel: (en) hij moest lange tijd in de cel doorbrengen (hoofdzin)

Deze zin is samengesteld (want 2 PV's) en nevenschikkend (want nevenschikkend voegwoord 'en' + 2 hoofdzinnen)

Slide 17 - Tekstslide

Nevenschikking of onderschikking?

Omdat de zomervakantie nadert, zoekt een Brits supermarktbedrijf tijdelijke werknemers.
A
Nevenschikking
B
Onderschikking

Slide 18 - Quizvraag

Nevenschikking of onderschikking?

Het bedrijf biedt zijn klanten een bijzondere service, want die mogen hun kerstverlichting van vorig jaar terugbrengen.
A
Nevenschikking
B
Onderschikking

Slide 19 - Quizvraag

Nevenschikking of onderschikking?

Stel je eens voor dat je de hele dag bundels kerstverlichting moet ontwarren!
A
Nevenschikking
B
Onderschikking

Slide 20 - Quizvraag

Benoemen van de bijzinnen

Opdracht: Ga voor de bijzinnen uit je grammaticaboekje (gekleurde kaft) op zoek naar de manier HOE je kunt bepalen watvoor bijzin het is. 
--> Welke vragen stel je om daarachter te komen? (elke bijzin heeft een andere vraag)

Slide 21 - Tekstslide

Upload hier een foto van je antwoorden, of stuur een foto via Webex

Slide 22 - Open vraag

Aan de slag
Pak je gekleurde boekje erbij
en ga aan de slag met les 2.

1. Benoem van elke zin of de zin 
enkelvoudig/samengesteld is
2. Benoem of de samengestelde zinnen 
onderschikkend/nevenschikkend zijn.
3. Benoem de soort van de bijzin

Slide 23 - Tekstslide

evalueren: Ik snap hoe je bijzinnen en hoofdzinnen kunt onderscheiden
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje

Slide 24 - Quizvraag

Ik weet welke soorten bijzinnen er zijn
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje

Slide 25 - Quizvraag

Ik kan erachter komen wat voor soort bijzin het is
A
Ja
B
Nee
C
Soms

Slide 26 - Quizvraag

Bedankt voor je aandacht! 
Voor de volgende les bekijk je les 2 (grammaticaboekje)
Je hoeft de opdrachten nog NIET te maken.

Slide 27 - Tekstslide