In het Grieks wordt de grammaticale functie van een woord aangegeven door de naamval.
Daardoor is de woordvolgorde veel vrijer:
τον ἀνθρωπον ἡ θεα νοεῖ = ἡ θεα τον ἀνθρωπον νοεῖ
De godin merkt de mens op
την θεαν ὁ ἀνθρωπος νοεῖ = ὁ ἀνθρωπος την θεαν νοεῖ
De mens merkt de godin op.