Herhalen H7

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 2

toets voorbereiden

lesplan

• terugblik
• opgaven bespreken
• vragen te voorbereiden voor de toets
• afsluiting les

 

H7 Krachten

Huiswerk gemaakt?

Vragen H7

Terugblik

Opgave 49

Opgave 42

Opgave 51

Maak opgave 51 op blz. 135

Opgave 51

In welke figuur is Fz
goed getekend?

1. A
2. B
3. C
4. D

De volgende begrippen hebben te maken met krachten.
Wat past bij elkaar? Sleep de correcte betekenis naar de begrippen. 

meetinstrument

symbool eenheid

symbool grootheid

eenheid

grootheid

F

kracht

N

Newton

Veerunster

84 N

5,6 N

0,77 N

2,75 N

0,82 N

97 N

Op een steen werkt een zwaartekracht van 20 N. Hoe groot is de massa van de steen.

1. 2 N
2. 200 N
3. 20 kg
4. 2 kg

Wat doet een kracht?

1. De snelheid van iets veranderen
2. De richting van iets veranderen
3. De vorm van iets veranderen
4. Het gewicht van iets veranderen

Krachten kan je meten met een

1. weegschaal
2. veerunster
3. thermometer
4. voltmeter

Wat voor kracht wordt hier
gebruikt?

1. Magnetische kracht
2. Elektrische kracht
3. Zwaartekracht
4. Spankracht

WAT IS DE EENHEID
VAN KRACHT?

1. gewicht
2. Newton
3. kilogram
4. massa

Zoals je hiernaast kunt zien werken er 2 krachten op deze brug. Welke 2 krachten

zijn dat?

1. Veerkracht Spankracht
2. Zwaartekracht Spankracht
3. Spankracht Wrijvingskracht
4. Spankracht Normaalkracht

De massa in de formule om de zwaartekracht te berekenen heeft de eenheid van ....

1. g
2. m
3. kg
4. Fz

Wat is de formule om de zwaartekracht te berekenen?

1. Fz = m + g
2. Fz = m * g
3. Fz = m * 10
4. Fz = m - g

Je hebt een massa van 800 gram.
Hoeveel zwaartekracht heeft dit voorwerp?

1. 8000 g
2. 8 N
3. 80 N
4. 80 g

Welke kracht geeft aan dat er op een bewegend voorwerp een kracht van die omgeving uitoefent?

1. Fv
2. Fn
3. Fspan
4. Fw

Twee krachten zijn in evenwicht als ze ....

1. even groot zijn en tegengesteld gericht
2. niet even groot zijn en tegengesteld gericht
3. even groot zijn en in dezelfde richting werken
4. niet even groot zijn en in dezelfde richting werken

Een steen ligt in het zand. Wat gebeurt er met de steen als de zwaartekracht groter van de steen groter is dan de is dan de normaalkracht van het zand.

1. niets, de steen blijft liggen.
2. de steen gaat omhoog
3. de steen zakt in het zand
4. dat kun je met deze info niet zeggen.

Je duwt een kist weg die op de grond staat. Wat gebeurt er als de wrijvingskracht even groot is als de spierkracht als je een kist wegduwt?

1. niets, de kist blijft liggen.
2. de kist gaat vooruit
3. de kist duwt jou weg
4. dat kun je met deze info niet zeggen.

'Toetsvragen maken'

• Bedenk in tweetallen 2 vragen voor de toets en schrijf deze op een blaadje. Maak de ene vraag relatief eenvoudig en de ander wat moeilijker. Geef aan hoeveel punten er voor de vragen te behalen zijn. Geef Schrijf netjes. Gebruik je boek hierbij.

• Schrijf op en ander blaadje het nakijkvoorschrift van de vragen. Schrijf het antwoord op en beschrijf hoe de vraag moet worden nagekeken. Waar moet het antwoord aan voldoen. Wanneer krijg je alle punten en wanneer maar een deel.

• Er komen twee goede vragen in de uiteindelijke toets terug.

'Toetsvragen maken'

• Nu gaan we elkaars toetsvragen maken. Je gaat met z'n tweeën de toetsvragen van een andere groep beantwoorden op een apart blaadje.

'Toetsvragen maken'

• Geef de toetsvragen en de antwoorden terug aan het andere groepje. We nemen twee minuten om het na te kijken. Gebruik daarvoor het nakijkvoorschrift. Kijk het antwoord na met een andere kleur pen of potlood. Zet het behaalde aantal punten op het blaadje.

• Geef na het nakijken de antwoorden terug. Kijk of je de vragen goed hebt beantwoord en hoeveel punten jullie hebben behaald.

• Lever alle toetsvragen en nakijkvoorschriften in.

Voorbereiden op een Toets!

• Lees de tekst van de paragraaf door;
• Maak een lijst van de signaalwoorden (blauw gedrukte woorden) met de betekenis;
• Lees 'Samengevat'. Snap je het? Prima, zo niet lees de tekst (of een gedeelte) nog eens door en pak je lijst met signaalwoorden erbij totdat je alles begrijpt.
• Maak nog wat opgaven, misschien ook uit de groene - of blauwe route;
• Lees 'Je kunt nu'. Kun je dat? Prima, zo niet maak nog wat opgaven totdat je alles met ja kunt beantwoorden;
• maak de 'Oefentoets'.

Practicum 5 - Wrijvingskracht meten

Oefentoets H7

Maak de opgave 1 t/m 20 blz. 154 in je boek.