LET OP! Via Berichten (ELO) overzicht wat je precies moet leren. (1.2, 1.3, 1.4, 1.5 én toch 2.2)
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3
In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Voorbereiden in de les - PW
Bespreken toets WoGrSp
Oefenopgaven
Leertijd
LET OP! Via Berichten (ELO) overzicht wat je precies moet leren. (1.2, 1.3, 1.4, 1.5 én toch 2.2)
Slide 1 - Tekstslide
Woorden
Vraag 1 en 2: Wat betekenen de woorden (in de tekst)?
LET OP! Het gaat om de betekenis die past in de tekst. Heeft het woord meerdere betekenissen? Kies dan de best passende!
Slide 2 - Tekstslide
Woorden
Vraag 3: Maak een goede zin met de uitdrukking 'je hart luchten'. Uit de zin moet duidelijk blijken dat je weet wat deze uitdrukking betekent. Je mag niet alleen de betekenis opschrijven.
LET OP! Je moet de uitdrukking wel gebruiken in de zin. Natuurlijk mag je het werkwoord wel vervoegen (bijv. ik-vorm van maken)
LET OP! Lees je zin goed na! Is het een goede zin (Hoofdletter? Leestekens? Pv? Uitleg?)
Slide 3 - Tekstslide
Woorden
4: Schrijf onderstaande zin over. Vervang de twee onderstreepte woorden door een ander woord met dezelfde betekenis.
LET OP! Schrijf de hele zin opnieuw, maar nu met de nieuwe woorden. Zorg dat de betekenis gelijk blijft en dat de zin correct is.
Slide 4 - Tekstslide
Grammatica
Vraag 6. Zinsdeelstrepen en pv (tijdproef!)
Zoek de persoonsvormen m.b.v. de tijdproef! Onderstreep ze.
Iedere pv hoort bij een eigen 'zin'.
Aantal pv - 1 = aantal dubbele zinsdeelstrepen
Dubbele zinsdeelstreep meteen na komma (dus voor voegwoord)
Zinsdeelstrepen voor alle zinsdelen: antwoorden op verschillende vragen. Kijk goed: is het zinsdeel verplaatsbaar?
Slide 5 - Tekstslide
Grammatica
Vraag 7. Hoofd- en bijzin
Zoek de pv-en met de tijdproef.
Aantal hoofd/bijzinnen: Iedere pv hoort bij een eigen 'zin'.
Hoofdzin: pv en ow naast elkaar + pv 1e of 2e plek in de 'zin'
Bijzin: ow + pv staan uit elkaar + pv achteraan in de 'zin'
TIP! Kijk of je het woordje 'niet' tussen het ow en de pv kunt plaatsen. Zo ja, dan is het een bijzin.
Slide 6 - Tekstslide
Grammatica
Vraag 8. Voegwoord (= deels leerwerk)
Zoek de pv met de tijdproef
Iedere pv hoort bij een eigen 'zin'
Staat een van de (geleerde) voegwoorden aan het begin van die 'zinnen'?
Slide 7 - Tekstslide
Spelling (vraag 10, 11, 12)
Leer de leestekens en waarvoor je ze gebruikt
Wanneer een hoofdletter? Eerste woord in de zin, namen van mensen/dieren/plaatsen.
Bekijk schema ww-spelling (blz. 219).
Leer de stappen pv: JA -> tegenwoordige tijd: JA - > Enkelvoud én meervoud.
Slide 8 - Tekstslide
Spelling - PV tt
Je gebruikt de stam van het werkwoord (=inf - -en) om de ik-vorm te maken. De klank van de ik-vorm moet hetzelfde zijn als die van de inf.
inf = lopen (de klank is oo)
stam = lop (want: lopen - en = lop)
ik-vorm = loop (want de klank moet hetzelfde blijven als de inf)
Met de ik-vorm kun je de jij/u/hij/zij/het-vorm maken: ik-vorm + t
Uitzondering: je of jij achter de pv ('je' alléén als je het kunt vervangen door 'jij') --> je schrijft dan de ik-vorm.
Slide 9 - Tekstslide
Aan de slag
Maak oefenopgaven
Klaar? Bekijk deze presentatie via Magister + leer voor je proefwerk!