Herhaling ww in verschillende tijden H3d

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Even het geheugen opfrissen. Wanneer gebruik je ook alweer welke vertaling? 
Hebben
Maken, doen of laten
Zijn
Gaan
Avoir
Être
Aller
Faire

Slide 2 - Sleepvraag

Wat is de présent?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooid tegenwoordige tijd
D
toekomende tijd

Slide 3 - Quizvraag

présent

Stap 1 voor het maken van de présent is:
A
uitgang erachter zetten
B
Hele werkwoord + uitgang
C
hele werkwoord min -er, dan krijg je de stam
D
de stam opzoeken door hele werkwoord min -r

Slide 4 - Quizvraag

WW -er présent :
Welke vorm is juist?
A
il travailles
B
elle habitent
C
tu aimes
D
nous regardez

Slide 5 - Quizvraag

WW -er présent :
Welke vorm is juist?
A
je marchis
B
je regardis
C
tu marche
D
tu regardes

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn de juiste uitgangen van de regelmatige ww. op IR (présent)
A
is, is, it, issons, issez, issent
B
is, is, is, ons, ez, ent
C
is, it, it, isons, isez, isent
D
is, it, it, issons, issez, ont

Slide 7 - Quizvraag

WW -ir présent :
Welke vorm is juist?
A
il choisit
B
nous choisissent
C
vous choisit
D
ils choississez

Slide 8 - Quizvraag

WW -ir présent :
Welke vorm is juist?
A
tu choisissez
B
je choisit
C
tu finissons
D
je finis

Slide 9 - Quizvraag

Le présent
Hoe maak je de présent van een werkwoord op -re?
A
stam van het ww + e, es, e, ons, ez,ent
B
hele ww + ais,ais,ait,ions,iez,aient
C
hele ww+ ai,as,a,ons,ez,ont
D
stam van het ww + s, s, x, ons, ez,ent

Slide 10 - Quizvraag

Regelmatig ww op -re.

Nous ___ nos vêtements
A
vend
B
vends
C
vendent
D
vendons

Slide 11 - Quizvraag

Regelmatig ww op -re.

Il ___ quelque chose.
A
entendt
B
entends
C
entend
D
entent

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de passé composé?
A
o.t.t ( bijv. ik eet)
B
v.t.t ( bijv. ik heb gegeten)
C
o.v.t ( bijv. ik at)
D
o.t.t.t ( ik zal eten)

Slide 13 - Quizvraag

passé composé
A
stam+e,es,e,ons,ez,ent
B
stam nous-vorm + ais,ais,ait,ions,iez,aient
C
hele ww+ ai,as,a,ons,ez,ont
D
avoir/être + volt.dw stam+e,u,i

Slide 14 - Quizvraag

In de passé composé kan het hulpwerkwoord avoir of être zijn.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

In de passé composé: wat is de uitgang van de ww op -re?
A
é
B
i
C
u
D
eigen vorm

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de Passé Composé?
A
J'ai parlé
B
Je parlais
C
Je parlerai
D
Je parlerais

Slide 17 - Quizvraag

tu (choisir = kiezen, passé composé)


A
as choisi
B
a choisi
C
est choisi
D
es choisi

Slide 18 - Quizvraag

elle (regarder = kijken, passé composé)


A
regardait
B
écoutait
C
a regardé
D
a regardée

Slide 19 - Quizvraag

vous (attendre = wachten, passé composé)


A
attendez
B
avez attendu
C
avez attendru
D
avons attendu

Slide 20 - Quizvraag

Elle(rester, passé composé)
A
Elle a restée
B
Elle est restée
C
Elle a reste
D
Elle est resté

Slide 21 - Quizvraag

ik ben geweest (passé composé)
A
je suis été
B
j'ai été
C
j'ai êtré
D
je suis êtré

Slide 22 - Quizvraag

vous (aller = gaan, passé composé)

passé composé
A
êtes allée
B
êtes allé
C
êtes allés
D
êtes allées

Slide 23 - Quizvraag

Ik begrijp hoe ik werkwoorden kan vervoegen in de présent, passé composé,
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Ensuite
Réviser les verbes:
verbuga.eu

Slide 25 - Tekstslide

Verbuga
Op de volgende dia staat een link naar de website www.verbuga.eu. Oefen daar met de werkwoorden op -er, -ir, re.
  1. In de linkerkolom vink je alle tijden van présent, passé composé, imparfait en futur aan.
  2. In de kolom helemaal rechts vink je 3 werkwoorden aan:                       choisir, regarder, attendre.
  3. Klik op confirmer.
  4. Je krijgt dan te zien welk werkwoord je moet vervoegen, in welke tijd en bij welke persoon. Vul je antwoord in.
  5. Klik op suivant om naar de volgende vraag te gaan.

Slide 26 - Tekstslide