Uitdrukkingen en collocaties

Uitdrukkingen en collocaties
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Uitdrukkingen en collocaties

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
- Terugblik
- lesdoel
- uitleg
- inoefenen
- aan de slag
- reflectie

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het beeld in de volgende zin:
Bram is de wandelende encyclopedie van de klas.
A
Bram
B
de wandelende encyclopedie
C
de klas

Slide 3 - Quizvraag

Welk woord is niet letterlijk bedoeld?
De storm huilde om het huis.
A
De storm
B
huilde
C
het huis.

Slide 4 - Quizvraag

Hoe noemen we de vorm van beeldspraak in de volgende zin:
De storm huilde om het huis alsof hem iets werd aangedaan.
A
metafoor
B
personificatie

Slide 5 - Quizvraag

Lesdoel
Aan het einde van deze les weet je wat uitdrukkingen en collocaties zijn.

Aan het einde van deze les kun je het verschil uitleggen tussen uitdrukkingen en collocaties.

Slide 6 - Tekstslide

Lees dit verhaal eens door.
Dit verhaal zuig ik uit mijn duim.



De twee vriendinnen Yvonne en Lynn kunnen meestal heel goed samen door één deur. Ze steunen elkaar door dik en dun.
Ze hebben ruzie als er een van de twee met het verkeerde been uit bed is gestapt. Dan is niets goed en maken ze van een mug een olifant. Gelukkig gaat dat snel voorbij en is alles weer koek en ei. De vriendinnen zitten niet bij elkaar onder de plak.

Slide 7 - Tekstslide

Schrijf de antwoorden op
drijven / hakken / stoppen / lopen / springen

in de doofpot.....
uit je vel.....
op rolletjes.....
in de pan.....
in het nauw.....
timer
2:00

Slide 8 - Tekstslide

Wat ga je doen?
Maak opdracht 1, 3 en 4.

Vraag 3 doornemen

10 minuten in stilte.


timer
10:00

Slide 9 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van deze les weet je wat uitdrukkingen en collocaties zijn.

Aan het einde van deze les kun je het verschil uitleggen tussen uitdrukkingen en collocaties.

Controlevraag
Wat is het verschil tussen een uitdrukking en een collocatie?

Slide 10 - Tekstslide