Zei of zij?

SO nabespreken?
Heb je onder een 7, dan adviseer ik je zeker om even kort je werk te bespreken.

Dit kan op vrijdag om 15.10 uur in lokaal 288.
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

SO nabespreken?
Heb je onder een 7, dan adviseer ik je zeker om even kort je werk te bespreken.

Dit kan op vrijdag om 15.10 uur in lokaal 288.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zei of zij?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van de les kunnen de leerlingen van vwo 1 het verschil tussen zei en zij correct toepassen.

Slide 3 - Tekstslide

Introduceer het leerdoel van de les.
Wat weet je al over het verschil tussen zei en zij?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn zei en zij?
Zei is een werkwoord in de verleden tijd, terwijl zij een voornaamwoord is dat 'zij' betekent.

Slide 5 - Tekstslide

Geef een korte definitie van de termen.
Wanneer gebruik je zei?
Zei gebruik je als je iets in de verleden tijd wilt zeggen, bijvoorbeeld: 'Hij zei dat hij ging slapen.'

Slide 6 - Tekstslide

Geef voorbeelden van het gebruik van zei en vraag de leerlingen om zelf ook voorbeelden te geven.
Wanneer gebruik je zij?
Zij gebruik je als je het hebt over een groep vrouwen of meisjes, of wanneer je het hebt over een vrouwelijk persoon. Bijvoorbeeld: 'Zij gaat naar de winkel.'

Slide 7 - Tekstslide

Geef voorbeelden van het gebruik van zij en vraag de leerlingen om zelf ook voorbeelden te geven.
Oefenen!
Laten we nu oefenen met het gebruik van zei en zij. Vul de juiste vorm in de zin in: 'Hij ____ dat hij de hond ging uitlaten.'

Slide 8 - Tekstslide

Vraag de leerlingen om actief deel te nemen aan de les door mee te doen met de oefening. Geef feedback op de antwoorden.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 9 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 10 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 11 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.