H3P 31-3 Werkwoord spelling

Leesboek
Pak je leesboek en begin met lezen.
Welkom!
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Leesboek
Pak je leesboek en begin met lezen.
Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
15:00
15 minuten in stilte zelfstandig lezen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toets nabespreken?
Complimenten, goede resultaten! Zelfs een 10! 
Heb je onder een 7, dan adviseer ik je zeker om even kort je werk te bespreken.
Dit kan op vrijdag om 15.10 uur in lokaal 288.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zei of zij?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over het verschil tussen zei en zij?

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn zei en zij?
Zei is een werkwoord in de verleden tijd, terwijl zij een voornaamwoord is dat 'zij' betekent.

Zei = iets wat je kunt doen, iets zeggen 
Zij = een persoon.

Slide 7 - Tekstslide

Geef een korte definitie van de termen.
Wanneer gebruik je zei?
Zei gebruik je als je iets in de verleden tijd wilt zeggen, bijvoorbeeld: 'Hij zei dat hij ging slapen.'

Slide 8 - Tekstslide

Geef voorbeelden van het gebruik van zei en vraag de leerlingen om zelf ook voorbeelden te geven.
Wanneer gebruik je zij?
Zij gebruik je als je het hebt over een groep vrouwen of meisjes, of wanneer je het hebt over een vrouwelijk persoon. Bijvoorbeeld: 'Zij gaat naar de winkel.'

Slide 9 - Tekstslide

Geef voorbeelden van het gebruik van zij en vraag de leerlingen om zelf ook voorbeelden te geven.
Welk woord moet ingevuld worden in de zin: 'Hij ____ dat hij de hond ging uitlaten.'?
A
zat
B
zij
C
zei
D
zag

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet jij al over werkwoordspelling?

Slide 11 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

werkwoordspelling
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

werkwoordspelling tegenwoordige tijd werkwoordspelling
A
Hij zaagd het hout..
B
Hij zaagt het hout.
C
Hij zaagdt het hout.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordspelling
A
Zij downloadt het document
B
Zij download het document

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordspelling
A
Hij heeft de boel belazerd.
B
Hij heeft de boel belazert.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordspelling?
A
Makkie!
B
Gaat best prima
C
Toch wel weggezakt
D
Lastig!

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het huiswerk 
Wij gaan klassikaal nakijken, verbeter je antwoord.
Het huiswerk was: 
  • Maak online: van hoofstuk 3: "herhaling lastige ww-vormen" onderdeel Spelling alle opdrachten t/m opdracht 13.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen?

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werken aan opdrachten
Lees
De opdrachten en de theorie goed.
Maak
Hoofdstuk 3 Maak online: van hoofstuk 3: "herhaling lastige ww-vormen" onderdeel Spelling alle opdrachten t/m opdracht 13, daarna hiermee trainen.
Hoe
Op je laptop in de digitale methode, je mag fluisterend overleggen en vragen stellen aan je docent.
Tijd
15 minuten
Klaar?
Laat je werk zien aan de docent daarna flexen.
Huiswerk
Bovenstaande opdrachten.
timer
15:00

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fijn weekend!

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies