14/09/2020
1 / 14
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 2 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Wat is een persoonsvorm?
timer
0:30
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijk naamwoord
Slide 3 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Op welke twee manieren kun je een persoonsvorm vinden?
timer
1:00
Slide 4 - Open vraag
Met de tijdsproef
Met de vraagproef
Met de vraagproef
Wat is de persoonsvorm van de onderstaande zin?
"Ze had een extra vliegticket besteld voor haar opvallende reisgenoot."
"Ze had een extra vliegticket besteld voor haar opvallende reisgenoot."
timer
0:30
A
had
B
besteld
Slide 5 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Voor de persoonsvorm staat nooit meer dan één zinsdeel.
timer
0:30
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welke vraag stel je om het onderwerp van de zin te vinden?
timer
1:00
Slide 7 - Open vraag
Wie (soms: wat) + pv?
Slide 8 - Link
Deze slide heeft geen instructies
Slide 9 - Link
Deze slide heeft geen instructies
Wat is de persoonsvorm van de onderstaande zin?
Toms ouders hebben hem een niet-rokenpremie beloofd.
Toms ouders hebben hem een niet-rokenpremie beloofd.
A
hebben
B
beloofd
Slide 10 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Verdeel de zin in zinsdelen.
Toms ouders hebben hem een niet-rokenpremie beloofd.
Toms ouders hebben hem een niet-rokenpremie beloofd.
timer
1:30
Slide 11 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is het onderwerp van de zin?
Toms ouders hebben hem een niet-rokenpremie beloofd.
Toms ouders hebben hem een niet-rokenpremie beloofd.
timer
0:30
A
Toms ouders
B
hem
C
een niet-rokenpremie
Slide 12 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 13 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 14 - Tekstslide
Vraag de leerlingen hoe het gegaan is met het zelfstandig werken.
