Thema 4 - Blok 4 - taaltoets

• Taal
• Basisschool
• Groep 7

1. advocaat
2. legaal
3. criminaliteit
4. zich misdragen

1. illegaal
2. de officier van justitie
3. strafbaar
4. de rechtszitting

Zij kwam voor het eerst in aanraking met justitie toen zij stal van mensen op straat.
Wat betekent: in aanraking komen met?

1. wanneer de rechter onderzoekt of iemand iets gedaan heeft wat niet mag.
2. dingen doen die niet mogen.
3. met de politie of de rechter te maken krijgen omdat je iets hebt gedaan wat niet mag.
4. iets wat volgens de wet niet mag.

Is het strafbaar om te stelen?

Wat betekent: strafbaar?

1. als iemand die ervan verdacht wordt iets verkeerd te hebben gedaan voor de rechter verschijnt.
2. het besluit van de rechter of iemand straf krijgt en welke straf dat is.
3. dingen doen die niet mogen.
4. iets waar je straf voor kunt krijgen omdat je het niet mag doen.

Is het legaal om een zakmes te dragen?
Wat betekent: legaal?

1. iets wat volgens de wet mag.
2. iets wat volgens de wet niet mag.
3. iets waar je straf voor kunt krijgen omdat je het niet mag doen.
4. alles wat te maken heeft met dingen die volgens de wet niet mogen.

ZINSONTLEDING

Sleep

het onderwerp (O)

het gezegde (GEZ)

het lijdendvoorwerp (LV)

naar de juiste plek.

O

GEZ

LV

Mike

heeft

de beker

gewonnen.

O

GEZ

LV

Hebben

jullie

mijn vader

gesproken.

O

GEZ

LV

Mijn opa

heeft

de auto

gewassen.

O

GEZ

LV

Mijn ouders

hebben

een diner

bereid.

Yasmin en Eva hebben om 5 uur op het station afgesproken.
Wat is de persoonsvorm?

1. Yasmin
2. Eva
3. Yasmin en Eva

Wat is de bepaling van plaats?

1. het geeft aan wanneer iets gebeurt
2. het geeft aan waar iets gebeurt
3. het geeft aan waarom iets gebeurt
4. het geeft aan waardoor iets gebeurt

Wat is de bepaling van tijd?

1. het geeft aan wanneer iets gebeurt
2. het geeft aan waar iets gebeurt
3. het geeft aan waarom iets gebeurt
4. het geeft aan waardoor iets gebeurt

Yasmin en Eva hebben om 5 uur om het station afgesproken.
Wat is de bepaling van tijd?

1. om 5 uur
2. op het station
3. Yasmin en Eva
4. hebben afgesproken

Vandaag gaan wij om 12 uur opa bezoeken
Wat is de bepaling van plaats?

1. vandaag
2. om 12 uur
3. opa
4. wij

bepaling van tijd of plaats

Sleep

de bepaling van tijd

de bepaling van plaats

naar de juiste plek.

bepaling van plaats

bepaling van tijd

De trein

vertrekt

om 14.08

van spoor 7

bepaling van plaats

bepaling van tijd

Er valt

weinig regen

in de zomer

in Marokko.

1. het perkament
2. de hiërogliefen
3. de lei
4. de overlevering

1. het perkament
2. het spijkerschrift
3. de lei
4. de papyrus

Een ander woord voor:
geschreven taal?

1. wie schrijft die blijft
2. spijkerschrift
3. ontcijferen
4. het schrift

Welk begrip past erbij?

De rechter geeft de boef een taakstraf van 120 uur.

1. de uitspraak
2. de advocaat
3. illegaal
4. het proces

Welk begrip past erbij?

Ze was zo bang voor de spin dat ze doodstil bleef staan.

1. iets niet goed doen
2. erg emotioneel zijn
3. geen vin verroeren
4. zich neerleggen bij verlies.

Welk begrip past erbij?

Het oude griekse verhaal over goden was prachtig.

1. spijkerschrift
2. papyrus
3. overlevering
4. mythe

Wat is het zelfstanding werkwoord?

Kun jij het mes pakken.

1. kun
2. jij
3. mes
4. pakken

Wat is het zelfstanding werkwoord?

Het verkeer wordt vandaag omgeleid.

1. verkeer
2. omgeleid
3. wordt
4. vandaag

Wat is het zelfstanding werkwoord?

De hapjes zijn klaargezet in de keuken.

1. hapjes
2. zijn
3. klaargezet
4. keuken

Wat is het hulp-werkwoord?

In dat bos zijn wij hopeloos verdwaald.

1. bos
2. zijn
3. hopeloos
4. verdwaald

Wat is het hulp-werkwoord?

De auto mag niet op de busbaan rijden.

1. auto
2. busbaan
3. rijden
4. mag

Wat is het hulp-werkwoord?

Mogen jullie dat wel doen?

1. mogen
2. jullie
3. dat
4. doen

In welke zin staat beeldspraak?

1. Ik ben erg blij met de uitslag.
2. Mijn gevoel zegt dat het goed was.
3. Ik weet niet wat je bedoelt.
4. Ik ga snel naar huis.

In welke zin staat beeldspraak?

1. De kinderen spelen op de grond.
2. De schat ligt diep onder de grond.
3. Dat is een schat van een kind.
4. De kinderen hebben een schat gevonden.

1. zich gewonnen geven
2. uit je dak gaan
3. op zijn dooie gemak
4. half werk leveren

1. uit je dak gaan
2. ergens werk van maken
3. zich koest houden
4. het niet breed hebben

TAAL

 Thema 4, week 3
Toets