2. Spijsverteringsstelsel- les 2

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
anatomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk orgaan maakt GEEN deel uit van het spijsverteringsstelsel?
A
Nieren
B
Maag
C
Dikke darm
D
Lever

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de goede volgorde van de spijsvertering?
A
slokdarm, maag, dikke darm, dunne darm
B
mondholte, slokdarm, dunne darm, maag
C
mondholte, slokdarm, maag, dunne darm
D
dikke darm, dunne darm, maag, mondholte

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

En dan nu over op de andere organen. Allereerst de maag. Je maag (ventriculus) is een belangrijk orgaan voor de verwerking van het voedsel. In je maag verzamelt zich alle voeding, waar het in drie tot vijf uur wordt verteerd. Het verteerde voedsel wordt in kleine beetjes doorgelaten naar de darmen. Dit gebeurt door middel van peristaltiek.

Je maag kan van vorm en ligging veranderen, dit hangt samen met de vullingstoestand. In lege toestand is de inhoud van je maag ongeveer een liter, maar bij maximale vulling kan dit toenemen tot drie liter. 

Je maag ligt linksboven in je buik, onder je middenrif. De linker leverkwab ligt gedeeltelijk over je maag heen. Aan de linkerzijde grenst je maag aan je milt. De achterkant van je maag ligt tegen de alvleesklier aan.

Waar in het spijsverteringskanaal treden peristaltische bewegingen op?
A
alleen in de slokdarm
B
alleen in de slokdarm en de dikke darm
C
alleen in de slokdarm, de dunne darm en de dikke darm
D
in het hele spijsverteringskanaal

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom knort je maag?

Slide 9 - Open vraag

Je maag en darmen zijn continu in beweging om voedsel te kneden, te vermengen met spijsverteringssappen en voor te stuwen. Dit is allemaal nodig voor de vertering en gebeurt de hele dag door: of er nu eten is of niet.
Als je maag leeg is dan hoor je dat gekneed in de vorm van geknor. Eigenlijk worden er vloeistoffen en gassen verplaatst in je maag en darmen. En je hoort het omdat in holle (lege) ruimte elk geluid harder klinkt. 
Zodra je iets eet zal het knorren stoppen, de maag is dan natuurlijk niet langer hol. Eten is overigens niet noodzakelijk, het knorren kan geen kwaad en is geen teken van je lichaam dat je honger hebt. Daarbij komt het ook wel eens voor dat je je maag en darmen hoort, na het eten.
1
2
3
4
5
6
7
8
9.
Slokdarm (oesophagus)
Maagmond (cardia)
Maagkoepel (fundus)
Maagzak (corpus)
Curvatura major
12-vingerige darm (duodenum)
Maagportier (pylorie)
Antrum (voorportaal)
Curvatura minor (maagstraat)

Slide 10 - Sleepvraag

Hier hebben we de maag, kijk hoever je komt door de woorden achter het juiste cijfer te zetten.

De binnenbocht van de maag heeft minder plooien, vloeistof kan hierlangs snel door naar de darm. Vandaar de naam 'maagstraat'.

In de maagkoepel wordt lucht gevangen en eventueel uitgeboerd. 

In de maagzak wordt het voedsel verzamelt en naar het antrum vervoert. Daar zorgt de maagportier dat het voedsel in de dunne darm komt.

Slide 11 - Tekstslide

Drie slagaders die aftakken van de aorta zorgen dat de maag voldoende zuurstof krijgt. Het bloed wordt via de poortader naar de lever afgevoerd.

Slide 12 - Tekstslide

De maagwand bestaat uit drie spierlagen, een laag lengtespieren, een laag kringspieren en een laag schuin verlopende spieren. De binnenzijde van de maag is bedekt met eenlagig cilindrisch epitheel. Overlangse plooien in de maagwand geven de maag de ruimte flink op te rekken.

Maagcrypten: gastrine stimuleert aanmaak van zoutzuur
 

Slide 13 - Tekstslide

In de maagwand zitten plooien en dit zijn behoorlijk diepe plooien. In die plooien zijn klierbuisjes ontwikkeld die maagsap afscheiden. Er zijn verschillende typen kliercellen.

Slide 14 - Tekstslide

Continue wordt er maagsap aangemaakt. Maagsap bestaat uit vijf stoffen. Dat zijn:

Hoeveel maagsap wordt dagelijks geproduceerd?
A
1250cc
B
1500cc
C
1750cc
D
2000cc

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Op drie manieren wordt de maagwand geprikkeld om extra maagsap te produceren. Allereerst gebeurt dat zodra het ingeslikte voedsel in contact komt met de maagwand. Dit is een mechanische prikkel.

Slide 17 - Tekstslide

Ongeveer een kwartier nadat je de eerste hap van een maaltijd hebt doorgeslikt, begint de maag peristaltische bewegingen te maken. Om de twintig seconden loopt er een peristaltische golf vanaf de fundus tot aan de maagportier. De maaginhoud wordt gekneed en vermengd met maagsap. Uiteindelijk ontstaat een dunne voedselbrij die je chymus noemt. Tot nu toe is een deel van het zetmeel en de eiwitten verteerd. Met de vetten in de voedselbrij is nog niets gebeurd. De zure chymus wordt beetje bij beetje doorgelaten naar de twaalfvingerige darm. Hierbij opent de maagportier zich telkens even. Behalve alcohol en bepaalde medicijnen worden er verder bijna geen stoffen via de maagwand in het bloed opgenomen.

Slide 18 - Tekstslide

Vanuit de maag komen we bij de dunne darm terecht

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

De belangrijkste functie van de dunne darm is het opnemen van voedingsstoffen. Dat is de reden dat de dunnen darm een enorm oppervlakte heeft, 40 m2. De darmwand heeft plooien. Deze plooien zijn een soort verkeersdrempels die de chymus tegenhouden. Die plooien hebben allemaal ook een soort uitstulpingen, de villus of darmvlokken.
Elke darmvlok heeft een eigen bloedvoorziening, een zenuwtakje en een lymfevaatje. Het lymfevaatje maakt deel uit van het lymfatisch systeem dat een grote rol speelt bij de aanmaak van afweercellen en antistoffen. Deze afweer is van belang om ziekteverwekkende bacteriën en virussen in de voedselbrij onschadelijk te maken.
De darmvlokken hebben ook weer kleine uitstulpingen, de microvillus.

Slide 21 - Tekstslide

In de dunne darm is de verteringsactiviteit erg hoog. De vertering gebeurt door de gezamenlijke werking van alvleeskliersap (1,5 liter per dag), gal (0,7 liter per dag) en darmsap (2 liter per dag). De hoeveelheid verteringssappen in de darm is als volgt opgebouwd:
  • gal (halve liter per dag);
  • alvleeskliersap (anderhalve liter per dag);
  • darmsap (twee liter tot drie liter per dag).

Slide 22 - Tekstslide

De twee spierlagen van de dunne darm kneden en transporteren de darminhoud langzaam richting de dikke darm. In de darmvlokken (villi) wordt een aantal stoffen aangemaakt:
  • water: als oplosmiddel van de voedselbrij;
  • slijm: als glijmiddel en bescherming van de darmwand;
  • enzym enterokinase: zet het inactieve verteringsenzym trypsinogeen uit de alvleesklier om in het actieve trypsine. Trypsine breekt eiwitten verder af in aminozuren. Aminozuren zijn de kleinste bouwstenen waarmee je lichaam zijn eigen eiwitten kan maken;
  • mengsel van de enzymen maltose, sacharose en lactose: zetten de resten van grotere suikers om in enkelvoudige suikers (monosachariden). Monosachariden zijn de kleinste suikermoleculen, zoals glucose. De suikerstofwisseling speelt een belangrijke rol bij de energiehuishouding van je lichaam.

Slide 23 - Tekstslide

Zoals gezegd komt de afvoergang van de alvleesklier, gal en lever in de dunne darm uit. Nu eerst verder met de alvleesklier

Slide 24 - Tekstslide

Jullie mogen zelf het gedeelte over de alvleesklier lezen en dan ga je vast ook deze mindmap snappen.

Slide 25 - Tekstslide

In plaats van de lever en gal ga ik nu eerst de dikke darm behandelen.

Slide 26 - Tekstslide

Vanuit het ileum, de kronkeldarm, komt de ontlasting door de klep van Bauhin in de dikke darm.

Slide 27 - Tekstslide

De vaste massa oefent een toenemende druk uit op wand van de endeldarm. Als deze druk de zenuwen in de darmwand voldoende prikkelt, ontstaat de drang om te ontlasten. De inwendige sluitspier van de anus ontspant zich buiten je wil om. De uitwendige sluitspier kun je actief gesloten houden. Hierdoor kun je de ontlastingsreflex tegenhouden en ebt de ontlastingsdrang voor een tijdje weg. Als je tijdens de ontlastingsdrang actief de uitwendige sluitspier ontspant, komt de ontlastingsreflex op gang. Het laatste gedeelte van de endeldarm trekt zich sterk samen en duwt de ontlasting naar buiten. Soms kun je in de ontlasting de inwendige plooien van de darm afgedrukt zien. De bruine kleur van de ontlasting is het gevolg van de inwerking van kleurstoffen uit de galvloeistof.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies