Vragen Leswijs 2 vwo 6.5 tekst Netflix

Vragen Leswijs 2 vwo 6.5 tekst Netflix
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vragen Leswijs 2 vwo 6.5 tekst Netflix

Slide 1 - Tekstslide


Welke soort titel heeft de tekst? Leg je antwoord uit.


Slide 2 - Open vraag

Welke soort ondertitel heeft de tekst?

Slide 3 - Open vraag

Welke functie heeft de inleiding?
A
een voorbeeld geven
B
een vraag stellen
C
onderwerp van de tekst noemen
D
aanleiding tot het schrijven van de tekst noemen

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het doel van de tekst?
A
amuseren
B
activeren
C
overtuigen
D
informeren

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het doel van de tekst?
A
Netflix is zo populair dat de invloed op ons dagelijks leven steeds zichtbaarder wordt.
B
Generaties groeien op met het gemakt dat je altijd en overal je favoriete serie of film kunt kijken.
C
Netflix is dominant, snoept tv-tijd af van gevestigde zenders en verandert levens
D
Je gaat vanavond weer Netlixen en wel hierom...

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de kernzin van alinea 2?
A
1.
B
2.
C
3.
D
geen

Slide 7 - Quizvraag

Bij welke alinea’s past het tussenkopje ‘Figurant in je eigen huis’ het beste?
A
1 t/m 4
B
2 t/m 4
C
5 t/m 7
D
4 t/m 6

Slide 8 - Quizvraag

Welk tekstverband vind je in alinea 5?
A
opsomming
B
samenvatting
C
keuze
D
tegenstelling

Slide 9 - Quizvraag

In de eerste zin van alinea 5 staan drie opsommingen.
Noteer van elke opsomming het eerste en het laatste woord.

Nummer de opsommingen.

Slide 10 - Open vraag

verwijzingen
Waarnaar verwijzen de volgende woorden in de tekst. 

 Noteer het juiste woord of de juiste woorden uit de tekst.

Slide 11 - Tekstslide

‘ze’ in alinea 2 (regelnummer 5)?

Slide 12 - Open vraag

'ze’ in alinea 5 (regelnummer 52)?

Slide 13 - Open vraag

Welke uitspraken komen overeen met de inhoud van de tekst.
A
Fred en Ria zijn tevreden Netflixkijkers
B
Mogelijk bestaan er Netflixverslaafden.
C
Hoogleraar Paul van Lange ziet een nadeel van Netflix
D
De kinderen van Lisette de Bruijn weten niet hoe een gewone tv werkt.

Slide 14 - Quizvraag

‘Hoogleraar Paul van Lange ziet een nadeel van Netflix.’ is juist, want...
Leg uit met behulp van de tekst. Citeer en noem alinea.

Slide 15 - Open vraag

‘Mogelijk bestaan er Netflixverslaafden.’ is juist, want...


Leg uit met behulp van de tekst. Citeer en noem alinea.

Slide 16 - Open vraag

Het antwoord: 
Hoogleraar Paul van Lange ziet een nadeel van Netflix.’ is juist, want hij stelt dat het minder oefenen van geduld nadelig kan zijn (alinea 8).

 ‘Mogelijk bestaan er Netflixverslaafden.’ is juist, want een woordvoerder van Jellinek sluit niet uit dat deze verslaafden er zijn (alinea 9).



Slide 17 - Tekstslide

‘De kinderen van Lisette de Bruijn snappen niet hoe een gewone tv werkt.’ is niet juist, want...
Leg uit met behulp van de tekst. Citeer en noem alinea.

Slide 18 - Open vraag

Het antwoord ‘Fred en Ria Kruijs zijn tevreden Netflixkijkers.’ is niet juist, want...

Leg uit met behulp van de tekst. Citeer en noem alinea.

Slide 19 - Open vraag

Het antwoord: 
 ‘De kinderen van Lisette de Bruijn snappen niet hoe een gewone tv werkt.’ is niet juist, want er staat alleen maar in de tekst dat ze op het televisietoestel van een vakantiehuisje Netflix missen (alinea 5.

Het antwoord ‘Fred en Ria Kruijs zijn tevreden Netflixkijkers.’ is niet juist, want hun tevredenheid (alinea 3, 4) betreft alleen maar het opruimen van hun huis door de filmcrew.

Slide 20 - Tekstslide

‘Hits als Stranger Things, Orange is the new Black, House of Cards en La Casa de Papel domineren gesprekken bij de koffieautomaat.’ (alinea 5)
Leg in je eigen woorden uit wat dit betekent.

Slide 21 - Open vraag

In de titel van de tekst wordt een verklaring toegezegd. In welke alinea wordt die gegeven?

Citeer zin en regelnummer

Slide 22 - Open vraag

We spreken pas van een verslaving als het de dagelijkse bezigheden hindert', zegt een woordvoerder van Jellinek (alinea 9).
Noteer twee zinnen uit alinea 5 tot en met 7 die daarop wijzen.

Slide 23 - Open vraag

woordenschat 
vraag 4

Slide 24 - Tekstslide