Woordenschat vmbo TET 5

Woordenschatquiz 5
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Woordenschatquiz 5

Slide 1 - Tekstslide

Hij maakt zich er met een jantje-van-leiden van af.
A
hij raffelt het af
B
hij doet het heel goed
C
hij doet of zijn neus bloedt

Slide 2 - Quizvraag

In de schaduw van iemand staan.
A
iemand na-apen
B
iemand in de weg staan
C
minder goed dan een ander zijn

Slide 3 - Quizvraag

Goedkoop is duurkoop.
A
alles wat goed is, is duur
B
wat duur is, moet je niet kopen
C
iets wat goedkoop gekocht is, blijkt vaak niet goed te zijn

Slide 4 - Quizvraag

Het gaat hard tegen hard.
A
vechten
B
geen van de partijen wil toegeven
C
erg op elkaar letten

Slide 5 - Quizvraag


De nieuwe directeur is een onbeschreven blad.
A
iemand van wie nog niks bijzonders bekend is
B
iemand onder strafblad
C
iemand die nooit gehuwd is geweest

Slide 6 - Quizvraag


De afgetreden burgemeester werd aan de schandpaal genageld.
A
gevangen genomen
B
in het openbaar vernederd door op zijn fouten te wijzen.
C
verboden een nieuwe baan te zoeken

Slide 7 - Quizvraag

Zij heeft ruggengraat.
A
is een doorzetter
B
kan heel veel tillen
C
heeft chronische rugklachten

Slide 8 - Quizvraag

Iets met argusogen bekijken.
A
iets nauwelijks volgen
B
iets met argwaan in de gaten houden
C
iets nauwlettend volgen

Slide 9 - Quizvraag

De manier waarop iets gedrukt is.
A
drukproef
B
lay-out
C
typografie

Slide 10 - Quizvraag

Een ander woord met dezelfde betekenis.
A
synoniem
B
homoniem
C
tautologie

Slide 11 - Quizvraag

Een gedachte die door iets opgeroepen wordt.
A
déjà vu
B
reflectie
C
associatie

Slide 12 - Quizvraag

Het verband tussen twee zaken/dingen.
A
dilemma
B
correlatie
C
variatie

Slide 13 - Quizvraag

Een zich snel uitbreidende besmettelijke ziekte.
A
pandemie
B
epidemie
C
monopolie

Slide 14 - Quizvraag

De uitbarsting van een vulkaan.
A
eruptie
B
ruptuur
C
explosie

Slide 15 - Quizvraag

Het alleenrecht om te handelen.
A
pact
B
marktleider
C
monopolie

Slide 16 - Quizvraag

Het nemen van proeven op levende dieren.
A
animo
B
vivisectie
C
diagnose

Slide 17 - Quizvraag

Het gebruik van titels, bijvoorbeeld in correspondentie.
A
conventies
B
aanhef
C
titulatuur

Slide 18 - Quizvraag

Een overblijfsel van een heilige.
A
restant
B
relikwie
C
heiligdom

Slide 19 - Quizvraag