Hoofdletters en leestekens (havo 2)

Nederlands
Hoofdstuk 28: Hoofdletters en leestekens

14 februari 2022
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Hoofdstuk 28: Hoofdletters en leestekens

14 februari 2022

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel

Je leert de spellingsregels over het gebruik van hoofdletters en leestekens.

1. Hoofdletters
2. Leestekens

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer een hoofdletter? (1)
1. Begin van een zin, behalve als de zin begint met:
- een apostrof                              't Zal je maar gebeuren.
- een getal in cijfers                   581 berichten kreeg ik.
- een symbool.                             = is het is-teken.

Slide 3 - Tekstslide

Welke is goed?
A
😉 is een veelgebruikte emoticon.
B
😉 Is een veelgebruikte emoticon.

Slide 4 - Quizvraag

Wanneer een hoofdletter? (2)
Eigennamen (officiële naam waarmee wordt verwezen naar een unieke persoon, plaats, zaak, instelling, een merk of een historische gebeurtenis):
- personen                                               Maxima en Willem-Alexander
- instituten                                               Stichting Lezen
- merken                                                   Tony's Chocolonely
- historische gebeurtenissen         Tweede Wereldoorlog
- feestdagen                                            Kerstmis

Slide 5 - Tekstslide

Met of zonder hoofdletter?
A
Pinksteren
B
pinksteren
C

Slide 6 - Quizvraag

Wanneer een hoofdletter? (3)
- Bij aardrijkskundige namen en afleidingen daarvan:
  Groningen en Rotterdammer
- Titels van boeken, films en series             
Match, De brief voor de koning, Friends                 


Slide 7 - Tekstslide

Wanneer geen hoofdletter? (1)
  • maanden                                                       januari, februari...
  • dagen                                                             maandag, dinsdag ...
  • seizoenen                                                     lente, zomer, herfst...
  • historische tijdperken                             ijstijd en middeleeuwen
  • woorden afgeleid van feestdagen     tweede kerstdag
  • religieuze en politieke stromingen    islam, socialisme     
  • windstreken                                                  noorden, oosten...

Slide 8 - Tekstslide

Hoofdletters in windstreken

Namen van windrichtingen schrijf je niet met een hoofdletter, tenzij ze deel uitmaken van een aardrijkskundige aanduiding.
Dus: zuiden
en Zuid-Afrika

Slide 9 - Tekstslide

Met of zonder hoofdletter?
A
maandag
B
Maandag

Slide 10 - Quizvraag

Welke is goed?
A
Met Pinksteren ben je vrij op maandag: Pinkstermaandag
B
Met pinksteren ben je vrij op Maandag: Pinkstermaandag
C
Met pinksteren ben je vrij op maandag: pinkstermaandag
D
Met Pinksteren ben je vrij op maandag: pinkstermaandag

Slide 11 - Quizvraag

Welke is goed?
A
Ik woon in het Zuiden van Amsterdam-zuid.
B
Ik woon in het zuiden van Amsterdam-Zuid.
C
Ik woon in het Zuiden van amsterdam-zuid.
D
Ik woon in het Zuiden van Amsterdam-Zuid.

Slide 12 - Quizvraag

Wanneer geen hoofdletter? (2)
Voor tussenvoegsels bij namen, tenzij de voornaam of voorletter niet genoemd is. 

  • mevrouw M. de Vries
  • Miep de Vries
  • mevrouw De Vries
  • mevrouw De Vries-van der Kist

Slide 13 - Tekstslide

Hoofdletters in namen 
  • persoonsnamen beginnen met een hoofdletter, zoals in: Joost
  • Als er een voorletter of voornaam bij staat, schrijf je voorvoegsels met kleine letters: Joost van der Wal, de heer J. van der Wal, mevrouw K. van der Wal-ten Napel
  • staat er een aanspreekvorm voor (zoals meneer, dokter)schrijf je het eerste voorvoegsel met een hoofdletter:
de heer Van der Wal
mevrouw Van der Wal-ten Napel


Slide 14 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling?
A
jarik de boer
B
Jarik De Boer
C
Jarik de Boer
D
jarik De Boer

Slide 15 - Quizvraag

Hoe schrijf je deze naam goed?
mevrouw h. de jong

Slide 16 - Open vraag

Leestekens (1)
- Punt: aan het eind van een zin of na een afkorting.
M.i.v. 11 december treedt de nieuwe dienstregeling in werking. 

- Vraagteken: aan het einde van een vraag.
Waarom niet? 

- Uitroepteken: na een uitroep of een bevel.
Kijk toch niet zo naar me!

Slide 17 - Tekstslide

Leestekens (2)
Wanneer schrijf je een komma?
- als je een pauze hoort; 
Ja, helaas, de pauze is weer voorbij.
- tussen bijvoeglijke naamwoorden; 
- bij een opsomming;  
Talamini verkoopt heerlijke, zelfgemaakte ijs in allerlei smaken: citroen, pistache en smurf.
- tussen twee persoonsvormen; 
Wanneer het eindelijk lente wordt, kijkt iedereen een stuk vrolijker. 
- voor- en nadat je iemand aanspreekt.
Maar meneer, zit de stekker wel in het stopcontact? 

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht
  • Individueel (daarna klassikaal   bespreken)
  • Tijd: 7 minuten

Slide 19 - Tekstslide

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
mieke uit noord-brabant heeft veel dieren kippen schapen en honden

Slide 20 - Open vraag