Lezen 3.3 les 1

Lezen 3.3
Tekstopbouw:
Twee manieren van tekstopbouw kun je vinden in een tekst:

Tweedeling: inleiding - kern.
Driedeling: inleiding - kern - slot. 

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lezen 3.3
Tekstopbouw:
Twee manieren van tekstopbouw kun je vinden in een tekst:

Tweedeling: inleiding - kern.
Driedeling: inleiding - kern - slot. 

Slide 1 - Tekstslide

Lezen 3.3 
Doel:
- Je kunt tekstdelen herkennen.
- Je kunt de hoofdgedachte van een tekst geven.

Slide 2 - Tekstslide

Lezen 3.3 
Doel:
- Je kunt tekstdelen herkennen.
- Je kunt de hoofdgedachte van een tekst geven.
- Je kunt hoofd- en bijzaken vaststellen.

Slide 3 - Tekstslide

Lezen 3.3 
Inleiding:
Een inleiding kan verschillende functies hebben, maar bevat altijd informatie waaruit je het onderwerp van de tekst kunt leiden.
Kern:
Is het langste gedeelte van de tekst en behandelt het onderwerp in deelonderwerpen.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Lezen 3.3
Opbouw van alinea's:
De alinea's hebben meestal een duidelijke opbouw. Ze bestaan uit een hoofdmededeling en een uitleg of de uitwerking daarvan. De zin waar de hoofdmededeling in staat noemen we de kernzin. In veel alinea's staat de kernzin als 1e zin, maar die kan ook heel goed ergens anders staan. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Lezen 3.3
Hoofdgedachte:
Is het belangrijkste wat een schrijver over het onderwerp zegt.
Het formuleren van de hoofdgedachte van een tekst doe je in twee stappen:
- je zoekt het onderwerp van de tekst. 
- je noteert in één zin wat het belangrijkste is wat de schrijver over het onderwerp zegt. 

Slide 8 - Tekstslide

Lezen 3.3
Tip voor het vinden van de hoofdgedachte:
- Herlees de titel, inleiding en de slotalinea.
* de inleiding is soms een korte samenvatting van de tekst.
OF:
* de inleiding bevat een vraag, de slotalinea het antwoord.
* de inleiding noemt een mening, de slotalinea de conclusie.
* de slotalinea vat het belangrijkste samen. 

Slide 9 - Tekstslide

Om het onderwerp van een tekst te weten te komen stel je jezelf de vraag:
A
Waar gaat de tekst over?
B
Wat zegt de schrijver over het onderwerp?
C
Wat wil ik weten?
D
Wat is het belangrijkste uit de tekst?

Slide 10 - Quizvraag

Het onderwerp formuleer je:
A
in één woord
B
In een verhaal.
C
in een of een paar woord(en).
D
In een volledige zin.

Slide 11 - Quizvraag

Lezen 3.3
Hoofdzaken:
Niet alles informatie in een tekst is belangrijk. Als je een tekst wil samenvatten schrijf je alleen de hoofdzaken op, de belangrijkste dingen die in de tekst worden gezegd.

Slide 12 - Tekstslide

De hoofdgedachte van een tekst formuleer je:
A
In één woord
B
In een verhaal
C
In een paar woorden
D
In een volledige zin

Slide 13 - Quizvraag

Lezen 3.3
Bijzaken:
Zijn de minder belangrijke dingen die in de tekst worden gezegd. Deze laat je weg uit een samenvatting.

Slide 14 - Tekstslide

Hoofdzaak is
A
minder belangrijke informatie over de tekst
B
belangrijke informatie over de tekst
C
informatie die je weg kunt laten

Slide 15 - Quizvraag

Een bijzaak is
A
Minder belangrijke informatie in de tekst
B
Belangrijke informatie in de tekst
C
noemen het onderwerp van de alinea

Slide 16 - Quizvraag

En dan nu:
Maak van 3.3 opdracht 1, 2 en 3
Klaar? Lees in je boek


Morgen: neem je leesboek mee 

Slide 17 - Tekstslide