Les 45 - voorbeeld, verduidelijking, conclusie en samenvatting

Signaalwoorden
Verbanden - voorbeeld, verduidelijking, doel-middel, conclusie en samenvatting




1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Signaalwoorden
Verbanden - voorbeeld, verduidelijking, doel-middel, conclusie en samenvatting




Slide 1 - Tekstslide

Signaalwoorden voorbeeld
  • denk aan 
  • zo
  • bijvoorbeeld
  • zoals
  • onder andere
  • als
  • geeft een voorbeeld van iets wat eerder of later genoemd wordt

Slide 2 - Tekstslide

Signaalwoorden verduidelijking
  • dit betekent
  • met name
  • dit houdt in
  • dat wil zeggen
  • onder meer
  • legt uit wat met een eerdere zin bedoeld wordt

Slide 3 - Tekstslide

Signaalwoorden doel-middel
  • waarmee
  • daarmee
  • met het doel
  • door
  • om
  • met behulp van
  • geeft aan wat het middel is om een doel te bereiken

Slide 4 - Tekstslide

Signaalwoorden conclusie
  • dus
  • concluderend
  • dan ook
  • geeft een conclusie van wat daarvoor is gezegd

Slide 5 - Tekstslide

Signaalwoorden samenvatting
  • samenvattend
  • kortom
  • geeft een samenvatting van wat daarvoor is gezegd

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Enkele vragen
Wat zijn signaalwoorden?
Als je het woord 'kortom' ziet, wat volgt er dan?
Waarom zijn signaalwoorden belangrijk?
Wat geef je aan met een voorbeeld?
Wat kun je uitleggen met een verduidelijking?
Wat geeft het verband doel-middel aan?
Wat geeft het tekstverband 'conclusie' aan?

Welke signaalwoorden horen bij de tekstverbanden 'voorbeeld?' 
Welke signaalwoorden horen bij de tekstverbanden 'verduidelijking?'
Welke signaalwoorden horen bij de tekstverbanden 'doel-middel?'

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht
  1. Pak je schrift en een pen
  2. Bekijk de voorbeeldzinnen
  3. Schrijf de zinnen over en onderstreep de signaalwoorden
  4. Benoem de onderstreepte signaalwoorden. Tot welke groep behoren ze?
  5. Je mag je boek raadplegen
  6. Je krijgt 10 minuten om in stilte de antwoorden te formuleren
  7. Daarna vergelijk je met je buurman/vrouw de antwoorden

Slide 9 - Tekstslide

Zoek de signaalwoorden
  • Ten eerste vind ik Amsterdam een mooie stad en verder vind ik het een heel gezellige stad.
  • In de kantine kun je verschillende broodjes kopen, bijvoorbeeld pistolets met kaas of bruine bollen met salami.
  • Eerst woonde hij hier alleen en nu is zijn vrouw hier ook komen wonen.
  • De boom voor mijn huis is omgewaaid doordat het zo hard heeft gestormd.
  • Wij blijven nog even zitten, omdat het hier zo gezellig is.
  • Ik slik elke dag een vitaminepil, opdat ik deze winter geen griep krijg. Ik slik elke dag een vitaminepil om te voorkomen dat ik griep krijg.
  • U kunt bij ons een auto huren, mits u een geldig rijbewijs hebt.
  • In de zomer is het weer wel lekker in Nederland, maar in de winter is het vaak heel koud.
  • Vergeleken met mijn eigen land, is de Nederlandse natuur niet zo bijzonder.
  • Al met al kunnen we zeggen dat Nederlanders over het algemeen niet zo spontaan zijn.

Slide 10 - Tekstslide

  1. Ten eerste vind ik Amsterdam een mooie stad en verder vind ik het een heel gezellige stad.
  2. In de kantine kun je broodjes kopen, bijvoorbeeld pistolets met kaas of bruine bollen met salami.
  3. Eerst woonde hij hier alleen en nu is zijn vrouw hier ook komen wonen.
  4. De boom voor mijn huis is omgewaaid doordat het zo hard heeft gestormd.
  5. Wij blijven nog even zitten, omdat het hier zo gezellig is.
  6. Ik slik elke dag een vitaminepil, opdat ik deze winter geen griep krijg. Ik slik elke dag een vitaminepil om te voorkomen dat ik griep krijg.
  7. U kunt bij ons een auto huren, mits u een geldig rijbewijs hebt.
  8. In de zomer is het weer wel lekker in Nederland, maar in de winter is het vaak heel koud.
  9. Vergeleken met mijn eigen land, is de Nederlandse natuur niet zo bijzonder.
  10. Al met al kunnen we zeggen dat Nederlanders over het algemeen niet zo spontaan zijn.
  1. opsomming
  2. toelichting/voorbeeld
  3. volgorde in tijd
  4. oorzaak/gevolg
  5. reden/verklaring
  6. doel/middel
  7. voorwaarde
  8. tegenstelling
  9. vergelijking
  10. samenvatting of conclusie

Slide 11 - Tekstslide

Werkfase
  • Maak vraag 1 t/m 3 uit het boek op pagina 94
  • Noteer de antwoorden in je schrift
  • We bespreken de antwoorden klassikaal
  • Ik loop door de klas. Ik kom vanzelf bij je om je vraag te beantwoorden

Ben je klaar? Maak dan opdracht 6 t/m 10 op pagina 95.

Slide 12 - Tekstslide