taalverzorging- woordsoorten

H4

Taalverzorging
woordsoorten
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H4

Taalverzorging
woordsoorten

Slide 1 - Tekstslide

B3
Woordsoorten

Slide 2 - Tekstslide

terugblik vorige les
woordenschat


* Je weet dat sommige woorden meerdere betekenissen hebben. Uit de tekst kun je vaak de betekenis herkennen.

Laura kleedt haar vak alternatief. (anders dan anders)
De trein is een goed alternatief voor de auto. (andere mogelijkheid)

Slide 3 - Tekstslide

lesdoelen
* Je weet dat een zin is opgebouwd uit losse woorden.
* Je kent de volgende woordsoorten:  werkwoord (ww), lidwoord (lw), zelfstandige naamwoorden (zn), bijvoeglijk naamwoord (bn) en voorzetsel (vz)

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

Welke lidwoorden ken je?

Slide 6 - Woordweb

Het lidwoord 
De, het en een zijn lidwoorden. 

- Lidwoorden staan altijd voor een zelfstandig naamwoord.

- Een is een onbepaald lidwoord
- De en het zijn bepaalde lidwoorden.

Slide 7 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord noemt een mens, dier, plant, ding of een begrip. 
- Voor een zelfstandig naamwoord kun je een lidwoord zetten (de, het of een). 
- Een zelfstandig naamwoord kun je MEESTAL in het meervoud zetten.
- Van een zelfstandig naamwoord kun je vaak een verkleinwoord maken. 
- Tot de zelfstandig naamwoorden behoren ook de eigennamen. 

Slide 8 - Tekstslide

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?

Slide 9 - Woordweb

werkwoord.
...drukt een handeling, een situatie of een gebeurtenis uit.

- Het hele werkwoord heet ook wel infinitief.

Een werkwoord kun je aanpassen:
- aan de persoon die iets doet;
- aan de tijd. 
Dit noem je vervoegen. 

Slide 10 - Tekstslide

Noem een werkwoord

Slide 11 - Woordweb

Voorzetsel
Is een kort woord dat tijd of plaats aangeeft.
Bijvoorbeeeld: in, op na, tijdens

Slide 12 - Tekstslide


Kies de juiste woordsoort.
Je moet ook nooit Cola drinken bij de computer.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)

Slide 13 - Quizvraag


Kies de juiste woordsoort.
Ik fiets nog snel even naar de winkel.
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord

Slide 14 - Quizvraag


Kies de juiste woordsoort.
Gisteravond heb ik een film gekeken.
A
werkwoord
B
C
lidwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 15 - Quizvraag


Kies de juiste woordsoort.
Gelukkig mag ik straks weer naar huis.  
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Zelfstandig naamwoord (zn)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Voorzetsel (vz)

Slide 16 - Quizvraag


Ik zoek de betekenis van het woord straks even op
A
Wel een voorzetsel
B
Geen voorzetsel

Slide 17 - Quizvraag

Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
Jip en Janneke hebben een hond die Takkie heet.

Slide 18 - Open vraag

Hoeveel bijvoeglijk naamwoorden (bn) staan er in onderstaande zin?
Ons nieuwe huis is mooi en groot.

Slide 19 - Open vraag

Hoeveel voorzetsels staan er in onderstaande zin?
Na de gymles op school kleden de leerlingen zich altijd snel om.

Slide 20 - Open vraag

Bepaald lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Werkwoord
Onbepaald lidwoord
Een 
het
de
denkt
spinnen
pauze
geheugen
toetje
toetsen
getekend
dans

Slide 21 - Sleepvraag


Kies de juiste woordsoort.
De bakker heeft verschillende broden gebakken.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Werkwoord (ww)

Slide 22 - Quizvraag


Ik heb hele goede cijfers op mijn rapport!  
A
Bepaald lidwoord (blw)
B
Voorzetsel (vz)
C
Zelfstandig naamwoord (zn)
D
Onbepaald lidwoord (olw)

Slide 23 - Quizvraag