d Eigen verwerking. Bijvoorbeeld: Waarom heeft u, Pythia, samen met Apollo de waarheid voor mij verborgen?
Slide 10 - Tekstslide
Opdracht 20
a Kroisos vindt het oneerlijk dat hij altijd voorbeeldig heeft geofferd en geschenken naar Delphi heeft gestuurd maar de goden desondanks onbetrouwbaar zijn gebleken.
b Het rijk van de Perzen was groter dan dat van de Lydiers. Kroisos dacht met het ‘grote rijk’ het Perzische rijk werd bedoeld en niet zijn eigen rijk.
Slide 11 - Tekstslide
Opdracht
a
Slide 12 - Tekstslide
Hulpboek blz. 134
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Ergon
1
Slide 24 - Tekstslide
Ergon 1
1
Slide 25 - Tekstslide
Pythia
Taalboek blz. 72.
Hulpboek blz. 64.
Opdrachten 10 en 13.
Slide 26 - Tekstslide
Opdracht
a
Slide 27 - Tekstslide
Aan het werk.
Leer Hulpboek blz. 156, 1 t/m 17.
Leer Hulpboek blz. 140 t/m 151.
Leer Hulpboek blz. 134
Maak Ergon 9
Lees Tekstboek blz. 76.
Maak Hulpboek blz. 66-67, opdr. 23.
Dit is ook huiswerk.
Slide 28 - Tekstslide
Opdracht
Ieder krijgt (ongeveer) 2 zinnen toegewezen.
Benoem ieder woord in de zin.
Bij naamwoorden: geef naamval, geslacht, getal
Bij werkwoorden: geef modus, tijd, these, aspect, persoon.
Geef bij naamwoorden de (vermoedelijke) functie in de zin, of geef aan of dit een vaste aanvulling is (waarbij?)
Slide 29 - Tekstslide
Wat heb je vandaag geleerd?
Slide 30 - Open vraag
Wat is nog onduidelijk? Waar wil je meer over weten?