In sommige woorden schrijf je een koppelteken. Je voorkomt zo dat je een woord verkeerd uitspreekt.
Het koppelteken schrijf je tussen twee delen van een samenstelling:
1. als de samenstelling verkeerd uitgesproken kan worden: (radio-omroep)
2. in aardrijkskundige aanduidingen: (Zuid- Amerika, Noord-Brabants)
3. voor of na een hoofdletter: (X-benen, Y-as)
4. na een cijfer, afkorting of symbool: (3-jarige, ABC-eilanden, %-teken)