M&O Les 27 oktober 2022 hoofdstukken 2.3 tot en met 2.5 (einde hoofdstuk 2)

Planning komende periode
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Planning komende periode

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning 
- Terugblik hoofdstuk 2.5
- Uitleg hoofdstuk 2.3 Sparen en investeren
2.4 Inflatie en deflatie
2.5 Gevolgen van inflatie en deflatie.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik hoofdstuk 1.5
Dit ging over Soorten vraag.

- Generieke vraag?
- Primaire vraag?
- Secundaire vraag? 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Na het sporten heb je dorst en wil je wat drinken.
dit behoort tot de:
A
Generieke vraag
B
Primaire vraag
C
Secundaire vraag
D
Afgeleide vraag

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door de grote vraag naar Coca-Cola stijgt ook de vraag naar het hoofdingrediënt: Cocabladeren!
A
Generieke vraag
B
Primaire vraag
C
Secundaire vraag
D
Afgeleide vraag

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het afgelopen jaar zijn steeds meer hardlopers compressiekousen gaan dragen. De kousen zorgen voor een betere doorbloeding in de kuitspieren. Vooral de vraag naar kousen van het merk Herzog Medical is sterk gestegen. Van welke soort is de vraag naar Herzog Medical een voorbeeld?
A
Afgeleide vraag
B
Generieke vraag
C
Secundaire vraag
D
Selectieve vraag

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

het marktpotentieel is het totaal van de potentiële vraag en de actuele vraag. Dit is:
A
waar
B
onwaar

Slide 7 - Quizvraag

De actuele vraag bestaat uit de vervangingsvraag en de uitbreidingsvraag.

De uitbreidingsvraag bestaat uit de additionele vraag en de initiele vraag. 
Sparen vs. investeren 
Sparen:
  • Geld opzij leggen voor reserves of om geld te verzamelen voor een toekomstige aankoop
Investeren:
  • Bank leent geld uit aan  bedrijven
  • Bedrijven kopen kapitaalgoederen bv. machines 

Economische kringloop bank hiernaast

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Investeringen

  • Een onderneming staat niet stil en zal dus altijd nieuwe mogelijkheden zoeken om te investeren. 
  • Doel investering; verder groei organisatie en vergroten van bestaansrecht.
  • Voorbeelden van investeringen zijn, aankoop bedrijfspand, vervangen machine, opzetten nieuwe productielijn. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten investeringen
Er zijn twee belangrijke type investeringen:
  • Vervangingsinvesteringen: gericht op behoud van productiecapaciteit. (vervanging van bestaande machine)
  • Uitbreidingsinvesteringen: gericht op vergroten van de productiecapaciteit. (2e productielijn, opening 2e winkel)

Meerdere investeringen noemen wij een investeringsproject.
  • Hoe betaalt het bedrijf vervangingsinvesteringen?
  • Hoe betaalt het bedrijf uitbreidingsinvesteringen?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zijn afschrijvingskosten uitgaven?
  • Nee! Waarom eigenlijk niet?
  • Als je een duurzaam productiemiddel koopt zijn het  uitgaven. 
  • Omdat je een machine meerdere jaren gaat gebruiken smeer je de investering uit over meerdere jaren, dat uitsmeren noem je kosten. Deze kosten worden meegenomen in de prijs van het product. 

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen kosten en uitgaven? Uitgaven zijn uit- en ingaande geldstromen. Deze worden geboekt op het moment dat de daadwerkelijk de onderneming verlaten of inkomen. Kosten hebben betrekking op het resultaat in een bepaalde periode
Wat zijn afschrijvingskosten?
A
De waardevermindering van duurzame consumptiegoederen
B
Alles wat een bedrijf kwijt is voor de productie

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nu maken:
Opdrachten 16 tot en met 23 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 2.4 Inflatie en deflatie
Leerdoelen:
-Wat is koopkracht
- Inflatie (geldontwaarding) 
- Wat een gewogen gemiddelde is
- Verschillende soorten inflaties => bestedingsinflatie, kosteninflatie, geimporteerde inflatie, monetaire inflatie. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koopkracht
Koopkracht: hoeveelheid goederen en die je met je inkomen kunt kopen.

Inkomen stijgt meer dan de prijzen stijgen --> stijgt koopkracht

Prijzen stijgen meer dan je inkomen --> daalt koopkracht

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken inflatie
  • Loonsverhoging
  • Hogere grondstofprijzen zoals olie en graan
  • Meer vraag van consumenten naar goederen of diensten
  • Minder aanbod van producten
  • Hogere belastingen of andere heffingen door de overheid

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inflatie

De inflatie is bijna 14%

Wat zijn hiervan de voordelen? En de nadelen? 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voordelen van inflatie
Voordelen van inflatie:
  • de waarde van je schuld wordt minder
  • voor de concurrentiepositie als de inflatie in het buitenland groter is dan in Nederland

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nadelen van inflatie
Nadelen van inflatie:
  • koopkracht daalt
  • Spaargeld wordt minder waard
  • Ondernemersrisico wordt groter

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken:


Opgave 24/25/26

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4 soorten inflaties:
1. Bestedingsinflatie
2. Kosteninflatie
3. Geimporteerde inflatie
4. Monetaire inflatie. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ad 1) Bestedingsinflatie
Vraag (consumptie) groter dan het aanbod. Er zijn niet genoeg producten voor iedereen. 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ad 2) Kosteninflatie
Als producten duurder worden omdat het maken van de producten duurder wordt, noem je dat kosteninflatie.

Door stijgende arbeidskosten, stijgende rentekosten etc. 
Dit geldt ook voor grondstoffen of halffabricaten die gekocht worden in het buitenland en in prijs gestegen zijn.  

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inflatie 
3) Geimporteerde inflatie => inflatie uit landen waaruit geimporteerd wordt
4) Monetaire inflatie => teveel geld in omloop. 


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inflatie
Bij voorkeur rond de 2%. 


Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Loon-prijsspiraal

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deflatie
Deflatie is een algemene daling van de prijzen.

Het gevolg van deflatie is dat je voor hetzelfde bedrag meer kunt kopen. Het geld wordt dus meer waard.

Als je inkomen gelijk blijft, stijgt door deflatie je koopkracht. 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken Deflatie
Deflatie kan het gevolg zijn van een lage vraag naar goederen en diensten. Dit dwingt bedrijven om hun producten tegen lagere prijzen te verkopen. Ook een daling in het consumentenvertrouwen, waardoor consumenten minder besteden, kan tot gevolg hebben dat bedrijven hun prijzen verlagen om meer te verkopen.

Slecht voor de economie => bestedingen worden uitgesteld door bedrijven en gezinnen. 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken:
Opdrachten 27 tot en met 32

Hoofdstuk 2.5 zelf lezen. 


Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vervolg:

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten bespreken hoofdstuk 1.5

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten bespreken hoofdstuk 1.5

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijk voor de toets

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies