Hoofdstuk 4 Verdienen en uitgeven

Verdienen en Uitgeven
Hoofdstuk 4 Goede tijden, slechte tijden
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Verdienen en Uitgeven
Hoofdstuk 4 Goede tijden, slechte tijden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen??
Hoofdstuk 1 t/m 3

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Weten wat er in de economie gebeurt en hoe er wordt gestuurd?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4.1 Hoog- 
conjunctuur
en laag-
conjunctuur

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Arbeidsmarkt

Slide 5 - Tekstslide

In een land zijn veel verschillende plekken waar je kunt werken. Er zijn ook veel verschillende mensen, met ieder hun eigen talenten en interesses. De bedrijven en overheid vragen voortdurend om zich heen of er mensen bij hen willen werken. De verschillende mensen bieden aan om bij bedrijven of de overheid te werken. 

Alle plekken waar je kunt werken en alle mensen die werk hebben of willen werken, noemen we de arbeidsmarkt. Op de arbeidsmarkt hebben we een vraagkant (de bedrijven vragen naar werknemers) en een aanbodkant (personen bieden hun werk en hun tijd aan).
Van een ruime naar een krappe arbeidsmarkt.
Ruime arbeidsmarkt
  • Aanbod van arbeid is groter dan de vraag. = veel werkloosheid

Krappe arbeidsmarkt
  • Vraag naar arbeid is groter dan het aanbod.  = veel vacatures

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Economische conjunctuur

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Laagconjunctuur
(bij hoogconjunctuur is alles precies andersom)
   bestedingen lopen terug / vraaguitval
(consument is voorzichtig, meer sparen)
-> productie loopt terug
-> minder mensen nodig (worden te duur) 
-> conjuncturele werkloosheid
-> meer aanbod van arbeidskrachten --> lonen dalen iets
-> lagere inflatie (want minder vraag naar producten) of zelfs deflatie (daling van de prijzen)
     soms buitenland ook in een dip -> export daalt, is ook vraaguitval

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Recessie & depressie

De groei van de effectieve vraag kan 

ook negatief worden.


Als de groei twee opeenvolgende kwartalen of langer achtereen een negatieve groei vertoont, spreken we van een recessie.

Een langdurige recessie heet een depressie.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4.2 Conjunctuurindicatoren
Stand van de economie:
  1. Vertrouwensindicatoren (producenten & consumenten)
  2. Economische indicatoren (bbp, consumptie, uitvoer en investeringen)
  3. Arbeidsmarktindicatoren (werkgelegenheid, werkloosheid en vacatures)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4.3  Begrotingsbeleid

Anticyclisch conjunctuurbeleid:
  • Bestedingen tijdens laagconjunctuur stimuleren (d.m.v.belasting verlaging of extra overheidsuitgaven)
  • Bestedingen tijdens hoogconjunctuur afremmen (precies andersom)

Procyclisch conjunctuurbeleid:
  • Conjunctuur (hoog/laag) wordt gestimuleerd in plaats van afgeremd        

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

conjunctuur en de overheid




- Anti / Procyclisch 

conjunctuurbeleid


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Anti-cyclisch begrotingsbeleid
In een periode van onderbesteding zal de overheid:
- Eigen uitgaven vergroten --> meer vraag --> meer productie nodig --> meer arbeiders nodig --> conjuncturele werkloosheid daalt. 
- Belastingen verlagen --> consumenten houden meer inkomen over --> meer vraag --> meer productie --> meer arbeiders --> daling conjuncturele werkloosheid 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Automatische stabilisatoren

Welke automatische stabilisatoren maken de conjunctuurbeweging minder heftig?


- sociale uitkeringen (mensen kunnen blijven besteden met een uitkering, wanneer ze hun baan kwijt zijn)

- progressief belastingstelsel (bij loonstijging

een hoger % belasting betalen waardoor relatief een 

kleiner deel van het inkomen uitgegeven kan worden)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4.4  Monetair beleid
Europese Centrale Bank (ECB) is de bank van de Eurozone.
Beleid is gericht op prijsstabiliteit in de Eurozone.
Doel: hoogte van de inflatie ongeveer 2%.  Waarom?
           Hoge inflatie is ongewenst (>2%): koopkracht inkomens en waarde spaargeld daalt;
           slechtere concurrentie positie t.o.v. buitenland.
           Deflatie is ongewenst: bestedingen worden uitgesteld omdat producten goedkoper
           worden. 


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Monetair beleid
Hoe inflatie/deflatie voorkomen? 
ECB beïnvloedt prijspijl door geldhoeveelheid te beïnvloeden. 
Hoe dan? Via de hoogte van de rente:
Hoge rente: meer sparen en minder lenen/uitgeven > vraag daalt en prijzen dalen
Lage rente: minder sparen en meer lenen> vraag stijgt en prijzen stijgen


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gezamenlijk maken
4.34

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

                                      Evaluatie

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken in de les
4.5, 4.7, 4.12, 4.13

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen behaald?

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie beïnvloed de conjuctuurgolf?
  • Overheid
  • anticyclisch beleid
  • automatische stabilisatoren
  • ECB
  • rentestand

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies