Ik kan de begrippen koopkracht en besteedbaar inkomen beschrijven.
Ik kan de begrippen inflatie en deflatie beschrijven
Begrip:
Ik kan uitleggen waardoor iemands koopkracht stijgt of daalt.
Vaardigheid:
Ik kan het besteedbaar inkomen berekenen.
Leerdoelen
Algemene economie
Slide 2 - Tekstslide
Wat is de waarde van geld?
Algemene economie
Slide 3 - Tekstslide
Er zijn daarmee verschillende soorten inkomens:
Het besteedbaar inkomen is het deel van je inkomen dat overblijft na belastingen.
Het vrij besteedbaar inkomen is het deel van je inkomen dat overblijft na aftrek van de vaste lasten (belasting en premies) en vaste noodzakelijke uitgaven (huur, gas, licht, verzekeringen).
Het discretionair inkomen is het deel van je inkomen dat overblijft na aftrek van het bedrag dat nodig is om een acceptabele levensstandaard te handhaven.
Algemene economie
Slide 4 - Tekstslide
Een voorbeeld:
In het gezin van Gerard werken beiden ouders. Ze hebben samen een bruto-inkomen van 60.000 euro per jaar. Ze betalen ongeveer 40% belasting.
Hun besteedbaar inkomen is dus
60.000 - (60.000 × 40% = 24.000) = 36.000 euro.
Algemene economie
Slide 5 - Tekstslide
4.1 Koopkracht
Koopkracht is de hoeveelheid geld die een (groep) consument(en) kan besteden voor de aanschaf van producten.
Koopkracht is afhankelijk van het inkomen, de besparingen, het krediet en de vaste lasten van de consument en van de mate van inflatie.
Algemene economie
Slide 6 - Tekstslide
www.rijksoverheid.nl
Slide 7 - Link
4.1 Koopkracht
Koopkracht wordt beïnvloed door verschillende factoren:
de hoogte van je inkomen;
de prijs van het product dat je wilt kopen. Een product met een hoge prijs kun je minder vaak kopen dan een product met een lage prijs;
de prijzen van andere producten. Als de prijzen van levensmiddelen (eerste levensbehoefte!) heel hoog zijn, blijft er minder geld over om andere producten te kopen.
Algemene economie
Slide 8 - Tekstslide
4.1 Koopkracht
Je koopkracht daalt bij:
gelijkblijvend inkomen en stijgende prijzen;
stijgende belastingen (omdat dan het besteedbare deel van het inkomen daalt).
Algemene economie
Slide 9 - Tekstslide
4.1 Koopkracht
Je koopkracht neemt toe bij:
stijgend inkomen en gelijkblijvende prijzen;
dalende belastingen.
Algemene economie
Slide 10 - Tekstslide
www.rtl.nl
Slide 11 - Link
4.2 Inflatie
Inflatie is: de waardevermindering van geld: de stijging van het algemene prijspeil.
Het prijspeil is: de hoogte van de bedragen die je moet betalen.
Deflatie is de waardevermeerdering van geld: de daling van het algemene prijspeil.
--> vier soorten inflaties
Algemene economie
Slide 12 - Tekstslide
4.2 Inflatie
De bestedingsinflatie wordt ook wel de Demand Pull genoemd.
Deze wordt veroorzaakt door de vraagzijde van de economie: de vraag is namelijk groter dan de hoeveelheid die geproduceerd kan worden. Je kunt ook zeggen: bedrijven kunnen een hogere prijs voor hun product rekenen omdat de mensen dit product toch heel graag willen hebben. Mensen zijn bereid een hogere prijs te betalen. Het gevolg van bestedingsinflatie is koopkrachtdaling.
Algemene economie
Slide 13 - Tekstslide
4.2 Inflatie
De kosteninflatie heet ook wel de Cost Push.
Deze wordt veroorzaakt door de aanbodzijde van de economie.
De kosten van het produceren van goederen stijgen, waardoor de kosten worden doorberekend in de verkoopprijs. Dit kan bijvoorbeeld komen door stijging van kosten van productiefactoren, zoals grondstoffen, lonen en belastingen. Het gevolg van kosteninflatie is koopkrachtdaling.
Algemene economie
Slide 14 - Tekstslide
4.2 Inflatie
Monetaire inflatie is een vorm van inflatie waarbij de geldstroom groter is geworden maar waarbij de prijzen niet gewijzigd zijn.
Dit was bijvoorbeeld het geval in Duitsland in 1920: door de economische problemen bleef de overheid maar geld bijdrukken terwijl er niet meer producten op de markt kwamen. Er was zoveel papiergeld in omloop dat het helemaal niets meer waard was. Ook waren er niet genoeg producten om te kunnen kopen met al dat geld.
Algemene economie
Slide 15 - Tekstslide
4.2 Inflatie
Bij geïmporteerde inflatie ligt de oorzaak in het buitenland:
de import wordt duurder en daardoor kun je minder geïmporteerde producten kopen. Nederland is sterk afhankelijk van andere landen (veel import en veel export) en zal daardoor snel last kunnen krijgen van deze vorm van inflatie.
Algemene economie
Slide 16 - Tekstslide
Kennis:
Ik kan de begrippen koopkracht en besteedbaar inkomen beschrijven.
Ik kan de begrippen inflatie en deflatie beschrijven
Begrip:
Ik kan uitleggen waardoor iemands koopkracht stijgt of daalt.