Algemene economie H4

Marketing en communicatie
Nodig voor deze les:

Boek, pen en schrift voor aantekening
Algemene economie
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Marketing en communicatie
Nodig voor deze les:

Boek, pen en schrift voor aantekening
Algemene economie

Slide 1 - Tekstslide

Kennis:
  • Ik kan de begrippen koopkracht en besteedbaar inkomen beschrijven.
  • Ik kan de begrippen inflatie en deflatie beschrijven

Begrip:
  • Ik kan uitleggen waardoor iemands koopkracht stijgt of daalt.

Vaardigheid
:
  • Ik kan het besteedbaar inkomen berekenen.


Leerdoelen
Algemene economie

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de waarde van geld?
Algemene economie

Slide 3 - Tekstslide

Er zijn daarmee verschillende soorten inkomens:

Het besteedbaar inkomen is het deel van je inkomen dat overblijft na belastingen.

Het vrij besteedbaar inkomen is het deel van je inkomen dat overblijft na aftrek van de vaste lasten (belasting en premies) en vaste noodzakelijke uitgaven (huur, gas, licht, verzekeringen).

Het discretionair inkomen is het deel van je inkomen dat overblijft na aftrek van het bedrag dat nodig is om een acceptabele levensstandaard te handhaven.
Algemene economie

Slide 4 - Tekstslide

Een voorbeeld:

In het gezin van Gerard werken beiden ouders. Ze hebben samen een bruto-inkomen van 60.000 euro per jaar. Ze betalen ongeveer 40% belasting.

Hun besteedbaar inkomen is dus
60.000 - (60.000 × 40% = 24.000) = 36.000 euro.
Algemene economie

Slide 5 - Tekstslide

4.1 Koopkracht

Koopkracht is de hoeveelheid geld die een (groep) consument(en) kan besteden voor de aanschaf van producten.

Koopkracht is afhankelijk van het inkomen, de besparingen, het krediet en de vaste lasten van de consument en van de mate van inflatie.


Algemene economie

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

4.1 Koopkracht

Koopkracht wordt beïnvloed door verschillende factoren:
  • de hoogte van je inkomen;
  • de prijs van het product dat je wilt kopen. Een product met een hoge prijs kun je minder vaak kopen dan een product met een lage prijs;
  • de prijzen van andere producten. Als de prijzen van levensmiddelen (eerste levensbehoefte!) heel hoog zijn, blijft er minder geld over om andere producten te kopen.


Algemene economie

Slide 8 - Tekstslide

4.1 Koopkracht

Je koopkracht daalt bij:
  • gelijkblijvend inkomen en stijgende prijzen;
  • stijgende belastingen (omdat dan het besteedbare deel van het inkomen daalt).


Algemene economie

Slide 9 - Tekstslide

4.1 Koopkracht

Je koopkracht neemt toe bij:
  • stijgend inkomen en gelijkblijvende prijzen;
  • dalende belastingen.


Algemene economie

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

4.2 Inflatie

Inflatie is: de waardevermindering van geld: de stijging van het algemene prijspeil.

Het prijspeil is: de hoogte van de bedragen die je moet betalen.

Deflatie is de waardevermeerdering van geld: de daling van het algemene prijspeil.

                                                                                                           
                                                                                                              --> vier soorten inflaties


Algemene economie

Slide 12 - Tekstslide

4.2 Inflatie

De bestedingsinflatie wordt ook wel de Demand Pull genoemd.

Deze wordt veroorzaakt door de vraagzijde van de economie: de vraag is namelijk groter dan de hoeveelheid die geproduceerd kan worden. Je kunt ook zeggen: bedrijven kunnen een hogere prijs voor hun product rekenen omdat de mensen dit product toch heel graag willen hebben. Mensen zijn bereid een hogere prijs te betalen. Het gevolg van bestedingsinflatie is koopkrachtdaling.


Algemene economie

Slide 13 - Tekstslide

4.2 Inflatie

De kosteninflatie heet ook wel de Cost Push.

Deze wordt veroorzaakt door de aanbodzijde van de economie. 
De kosten van het produceren van goederen stijgen, waardoor de kosten worden doorberekend in de verkoopprijs. Dit kan bijvoorbeeld komen door stijging van kosten van productiefactoren, zoals grondstoffen, lonen en belastingen. Het gevolg van kosteninflatie is koopkrachtdaling.


Algemene economie

Slide 14 - Tekstslide

4.2 Inflatie

Monetaire inflatie is een vorm van inflatie waarbij de geldstroom groter is geworden maar waarbij de prijzen niet gewijzigd zijn.

Dit was bijvoorbeeld het geval in Duitsland in 1920: door de economische problemen bleef de overheid maar geld bijdrukken terwijl er niet meer producten op de markt kwamen. Er was zoveel papiergeld in omloop dat het helemaal niets meer waard was. Ook waren er niet genoeg producten om te kunnen kopen met al dat geld.


Algemene economie

Slide 15 - Tekstslide

4.2 Inflatie

Bij geïmporteerde inflatie ligt de oorzaak in het buitenland:

de import wordt duurder en daardoor kun je minder geïmporteerde producten kopen. Nederland is sterk afhankelijk van andere landen (veel import en veel export) en zal daardoor snel last kunnen krijgen van deze vorm van inflatie.


Algemene economie

Slide 16 - Tekstslide

Kennis:
  • Ik kan de begrippen koopkracht en besteedbaar inkomen beschrijven.
  • Ik kan de begrippen inflatie en deflatie beschrijven
Begrip
  • Ik kan uitleggen waardoor iemands koopkracht stijgt of daalt.
Vaardigheid:
  • Ik kan het besteedbaar inkomen berekenen.


Leerdoelen behaald?
Algemene economie
vrangen

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 1 t/m 11  H 4,1 en 4.2 


Huiswerk
Algemene economie
vragen?

Slide 18 - Tekstslide