H7 - les 3

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Gedragsverwachtingen
       Uitgangspunt:   Je bent hier te gast, je gedraagt je fatsoenlijk.

  • Je bent op tijd in de les.
  • Je jas ligt in je kluis.
  • Je komt rustig binnen: je doet je telefoon in de mobieltas en legt je spullen op tafel.
  • Je komt voorbereid binnen: je laptop is opgeladen en je huiswerk is gemaakt.
  • Je doet actief mee tijdens de les.
  • Je bent stil als dat van je gevraagd wordt.
  • Je bent aardig voor je klasgenoten en voor je docent.
  • Je opent je device pas als je daar toestemming voor hebt.

Slide 2 - Tekstslide

Doelen
  • Ik heb me verdiept in een spannend boek.
  • Ik kan alle werkwoordsvormen correct spellen.
  • Ik weet hoe ik hoofdletters en leestekens correct moet gebruiken.

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Dagopening
  • In de ban van het kwaad
  • Persoonsvorm
  • Voltooid deelwoord al bijvoeglijk naamwoord
  • Hoofdletters en leestekens
  • Maken H7, paragraaf 4

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Prinsjesdag
Tot een aantal jaren geleden reden de koning en de koningin met Prinsjesdag in de Gouden Koets. Waarom doen zij dat nu niet meer?

Slide 6 - Tekstslide

Geen Gouden Koets meer
De koning verwees in zijn boodschap naar het slavernijverleden. Op de zijpanelen van de koets zijn afbeeldingen uit de koloniale tijd afgebeeld. 'We kunnen het verleden niet herschrijven. We kunnen wel samen proberen ermee in het reine te komen. Dat geldt ook voor het koloniale verleden. De Gouden Koets zal pas weer kunnen rijden als Nederland daar klaar voor is. En dat is nu niet het geval', zegt de koning.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Kiezen
  1. Neem de lijst (zie Magister) thuis goed door.
  2. Lees de omschrijvingen.
  3. Bekijk de subgenres.
  4. Kies een boek.
  5. Leen het/koop het.
  6. Lees het.

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht
  1. Je houdt een presentatie over het gelezen boek.
  2. Een groepsgenoot filmt dit op jouw eigen telefoon.
  3. Jij beoordeelt jouw eigen presentatie.
  4. Je levert het filmpje + je eigen beoordeling in.

      Let op: opdracht is iets gewijzigd!

Slide 10 - Tekstslide

Lezen

Fragment uit
Het licht in de stad

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Tekstslide

DE ONLINE BIBLIOTHEEK

Slide 18 - Tekstslide

Kiezen

Heb je al een boek gekozen?

Geef uiterlijk 22 september je gekozen titel aan mij door.


Slide 19 - Tekstslide

H7 Spelling
  • Herhaling alle onderdelen uit de   onderbouw
  • Per week 2 paragrafen
  • Doe je actief mee in de les, dan         heb je weinig huiswerk.
  • Eind van het hoofdstuk bezemles

Slide 20 - Tekstslide

Zoek de persoonsvorm
Onderstreep alle persoonsvormen die je tegenkomt in de tekst.
Je krijgt hier twee minuten de tijd voor.
timer
2:00

Slide 21 - Tekstslide


werkwoordspelling
voltooid deelwoord, bijvoeglijk gebruikt

Slide 22 - Tekstslide

doelen
  • Je weet wat een voltooid deelwoord is.
  • Je weet wat een bijvoeglijk naamwoord is.
  • Je weet hoe je een bijvoeglijk naamwoord op de juiste manier schrijft.

Slide 23 - Tekstslide

 voltooid deelwoord, bijvoeglijk gebruikt

->  Schrijf het zo kort mogelijk

Slide 24 - Tekstslide

bijvoeglijk naamwoord (BN)
voltooid : het is al gebeurd

de geverfde deur
de gewonnen wedstrijd
het verzonnen verhaal

Slide 25 - Tekstslide

Oefentoets 1/3

Maak de eerste oefentoets (30 meerkeuzevragen).

Slide 26 - Tekstslide

Paragraaf 4
Hoofletters en leestekens

Slide 27 - Tekstslide

Hoofdletters
1  Aan het begin van een zin
    Let op: als de zin met een apostrof begint, krijgt het tweede woord          een hoofdletter:
- ’t Zal koud zijn in ’t water als ’t vriest.
Let goed op met het gebruik van hoofdletters in zinnen met een directe rede:
- ‘Als ik hier druk,’ zei cabaretier Toon Hermans, ‘doet het daar pijn.’
- ‘Ik krijg voor mijn verjaardag een scooter’, zei Noa. ‘Straks kan ik met mijn vriendin Irma achterop naar school rijden.’

2  Bij persoonsnamen: als bij een achternaam met voorvoegsels geen voornaam of voorletter +         staat, schrijf je het eerste voorvoegsel met een hoofdletter; anders met een kleine letter:
- Hans van der Zande; H. van der Zande; de heer Van der Zande; Els van der Zande-de Laat





Slide 28 - Tekstslide

Hoofdletters
3  Bij namen van verenigingen, instellingen, bedrijven en diensten:
- Roda JC, Rode Kruis, Elsevier, Nederlandse Spoorwegen

4  Bij (afleidingen van) aardrijkskundige namen, bij namen van merken, historische                                   gebeurtenissen, straten, hemellichamen, gebouwen, feestdagen en bij titels van boeken en 
     films:
- Aruba, Zuid-Beveland, het rijke Westen, Amsterdam-Noord, Frans, Engelsman, Samsung, de Tweede Wereldoorlog, Vondelkade, de Grote Beer, de Sint-Bavokerk, Kerstmis (maar informeel: kerst), Suikerfeest, Moederdag, De donkere kamer van Damokles, De terugkeer van de wespendief




Slide 29 - Tekstslide

Hoofdletters  NIET
  1.  soorten: een glaasje bordeaux, een stukje camembert
  2.  historische periodes: de middeleeuwen, het rationalisme
  3.  afleidingen van feestdagen: kerstboom, paasvakantie
  4.  maanden: juli, december
  5.  dagen: woensdag
  6.  jaargetijden: lente
  7.  windstreken: het noorden, het zuidwesten
  8.  religies en afleidingen ervan: christendom, islam, gereformeerden, katholiek, hindoeïstisch











Slide 30 - Tekstslide

Leestekens
Hoofdletters en leestekens maken een tekst overzichtelijker. Alle regels voor de spelling en interpunctie (leestekens) steeds weer opzoeken kost veel tijd. 


1  Punt
- aan het eind van een mededelende zin: Jos was blij dat het bijna weekend was.
- bij afkortingen: G.L. Durlacher, enz., m.a.w.

Let op:
- Schrijf initiaalwoorden (pc, NS, vwo) en letterwoorden (TROS, pin, havo) zonder punten
- Schrijf maten en gewichten zonder punt: mg, dm, cl







Slide 31 - Tekstslide

Leestekens
2  Vraagteken
Een vraagteken gebruik je aan het eind van een letterlijk gestelde vraag:
- Is er een tijd van komen en een tijd van gaan?
- ‘Wie speelt de hoofdrol in de laatste James Bondfilm?’ vroeg Roger.

Let op: in de indirecte rede gebruik je dus geen vraagteken:
- Roger vroeg wie de hoofdrol speelt in de laatste James Bondfilm







Slide 32 - Tekstslide

Leestekens
3  Uitroepteken
Een uitroepteken gebruik je aan het eind van een zin met een bevel of uitroep:
- Pas op voor zakkenrollers!
- ‘Geweldig gedaan. Wat een prachtig resultaat!’

Let op: zet nooit meer dan één uitroepteken.







Slide 33 - Tekstslide

Leestekens
4  Komma
voor en na een bijstelling:
- Lucky Luke, de bekende stripfiguur, schiet sneller dan zijn schaduw.

tussen twee persoonsvormen:
- Als Luke in de strip even uitrust, geeft zijn paard Jolly Jumper commentaar.

tussen de onderdelen van opsommingen, maar niet voor ‘en’:
- Joe, William, Jack en Averell Dalton zijn bekende schurken uit die strip.











Slide 34 - Tekstslide

Leestekens
4  Komma
voor of na een aanspreking of een tussenwerpsel:
- Hé, Rataplan, ga eens uit de weg, domme hond!

(in lange zinnen) voor een voegwoord waarmee de bijzin begint:
- De Daltons zijn gearresteerd, omdat ze weer eens een bankoverval hebben gepleegd.










Slide 35 - Tekstslide

Leestekens
5 Puntkomma
Een puntkomma betekent en. Op deze plaatsen zet je een puntkomma:

tussen zinnen die sterk met elkaar samenhangen:
- De afgelopen winter was nogal streng; met name in januari heeft het flink gevroren.

tussen delen van opsommingen, zeker als het om zinnen gaat:
- Een vakantie in de tent van Eurocamp heeft diverse voordelen: u verblijft op een camping met 4 of 5 sterren; er staat een compleet ingerichte tent voor u klaar; onze eigen medewerkers zijn aanwezig om u te helpen; er zijn geen kosten voor schoonmaak of borg; de prijs is altijd redelijk.












Slide 36 - Tekstslide

Leestekens
6  Dubbele punt
om een opsomming aan te kondigen:
-Ons bungalowpark is van alle gemakken voorzien: een kampwinkel, ontbijtservice en diverse restaurants.
om een verklaring aan te kondigen:
-Op Utrecht Centraal zijn honderden reizigers gestrand: als gevolg van hevige sneeuwval rijden veel treinen niet.
om de directe rede aan te kondigen:
-De minister zei bij zijn aftreden: 'Ik vertrek om het ambt van minister niet te belasten.'
Let op: na een dubbele punt volgt geen hoofdletter, behalve bij de directe rede.
















Slide 37 - Tekstslide

Leestekens
Donderdag: 
aanhalingstekens
haakjes
beletselteken

+meervoud

+leesautobiografie

Slide 38 - Tekstslide

maken
Nieuw Nederlands (online)
Hoofdstuk 7 Spelling, par. 4:  per paragraaf 5 opdrachten naar keuze

Slide 39 - Tekstslide