AV: hoofdletters, leestekens, meervouden

Welkom!

Ga rustig zitten, pak je roman en start met lezen.
timer
10:00
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!

Ga rustig zitten, pak je roman en start met lezen.
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les..
  • ... kun je hoofdletters en leestekens correct gebruiken.
  • ... kun je meervouden correct spellen.
We starten met een quiz.. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Link

Vandaag op het programma:
  • Hoofdletters
  • Leestekens
  • Meervoudsvormen
Liever zelf aan de slag? Dat mag!

  •  par. 4 (kies twee opdrachten)
  • par. 5 (kies twee opdrachten)

Lees ALTIJD eerst de theorie goed door!

Slide 4 - Tekstslide

Spelling: meervoudsvormen

1)  Sommige woorden op -e hebben twee meervoudsvormen (groenten - groentes)


2)  De -f verandert in een -v en de -s verandert in een -z (duiven - sluizen)


3)  Woorden op -ee krijgen er +ën bij (ideeën)


4)  Woord op -ie krijgen er +ën bij OF er komt een trema op de laatste e (melodieën - bacteriën)

– > als de klemtoon op -ie valt, dan voeg je -ën toe: theorie → theorieën

– > als de klemtoon op een andere lettergreep valt, dan krijgt de laatste e een trema en voeg je alleen -n toe: olie → oliën


Slide 5 - Tekstslide

Alleen bij uitspraakproblemen!

Slide 6 - Tekstslide

Overige meervoudsvormen
5)  Woorden die eindigen op een open klinker krijgen een 's erbij (oma's, accu's).
       Dus: ik hou van Y's. 

6)  Woorden eindigend op -ik, -et of -es (zonder klemtoon) krijgen GEEN medeklinkerverdubbeling (slimmeriken - lemmeten- dreumesen)

7) Latijnse woorden krijgen een Latijnse uitgang (musea - data - neerlandici)

8)  Sommige woorden hebben geen meervoud of zijn er alleen in meervoud (hersenen- rijst)

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdletters
Je gebruikt hoofdletters
  • aan het begin van een zin;
  • bij persoonsnamen (let op: Hans van der Zande; H. van der Zande; de heer Van der Zande; Els van der Zande-de Laat)
  • bij namen van verenigingen, instellingen, bedrijven en diensten (Roda JC)
  • bij (afleidingen van) aardrijkskundige namen, bij namen van merken, historische gebeurtenissen, straten, hemellichamen, gebouwen, feestdagen en bij titels van boeken en films (Amsterdam-Noord)

Slide 8 - Tekstslide

Hoofdletters
Je gebruikt een kleine letter bij namen van:
  • soorten: een stukje camembert
  • historische periodes: de middeleeuwen
  • afleidingen van feestdagen: kerstvakantie (maar: Kerst)
  • maanden, dagen, seizoenen en windstreken
  • religies en afleidingen ervan: islam, gereformeerden








Slide 9 - Tekstslide

Leestekens
Hoofdletters en leestekens maken een tekst overzichtelijker.

Zo gebruik je de leestekens:

Punt
  • aan het eind van een mededelende zin;
  • bij afkortingen: etc.

Slide 10 - Tekstslide

Leestekens
Vraagteken
  • na een vraag
  • let op: bij indirecte rede géén vraagteken gebruiken!
       --> Roger vroeg wie de hoofdrol speelt in de laatste James Bondfilm.

Uitroepteken
  • aan het eind van een zin met een bevel of uitroep


Slide 11 - Tekstslide

Leestekens
Komma
  • voor en na een bijstelling
       Lucky Luke, de bekende stripfiguur, schiet sneller dan zijn schaduw.
  • tussen twee persoonsvormen
  • tussen de onderdelen van opsommingen, maar niet voor ‘en’
  • (in lange zinnen) voor een voegwoord waarmee de bijzin begint
       Bijv. voor 'omdat', 'want', 'maar' etc.





Slide 12 - Tekstslide

Leestekens
Puntkomma (betekent 'en'):
  • tussen zinnen die sterk met elkaar samenhangen
  • tussen delen van opsommingen, zeker als het om zinnen gaat

Dubbele punt:
  • om een opsomming aan te kondigen
  • om een verklaring aan te kondigen
  • om de directe rede aan te kondigen
Let op: na een dubbele punt volgt géén hoofdletter, tenzij.. direct rede.











Slide 13 - Tekstslide

Leestekens
Aanhalingstekens:
  • bij een citaat
  • bij een directe rede;
  • om aan te geven dat een woord een andere betekenis heeft dan normaal, bijvoorbeeld bij ironie/sarcasme
  • als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis
















Slide 14 - Tekstslide

Leestekens
Haakjes:
  • informatie die je geeft als toelichting, uitleg of voorbeeld, plaats je tussen ronde haakjes

Beletselteken (drie puntjes):
  • om een onderbreking of een pauze aan te geven;
  • om onvolledige citaten aan te duiden.
      Jij beweert dat nu wel, maar... hoe kan ik weten of het waar is?
      'Het zou (...) rond 1820.' (regels 300-306)




















Slide 15 - Tekstslide

Zelf aan de slag
Maak Cursus 7, par. 4 en 5 (maak minimaal twee opdrachten).

Ben je klaar?
1. Huiswerk ander vak afmaken
2. Lezen in je literaire roman



Slide 16 - Tekstslide