Voorbeelden van vergelijkingen
De trein was zo vol, we zaten
als haringen in een ton.
Hij is zo gek als een deur.
Hij ging er als een haas vandoor.
Hij lacht als een boer met kiespijn.
Jouw kamer lijkt een zwijnenstal.
Hij is een boom van een vent.
Hoe schrijf je dit op op de toets:
In deze zin staat een vergelijking zonder als: 'hij' wordt door het ww 'is' vergeleken met een boom.