KERN les 72 verwijswoorden H2

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Welk woord klopt niet in de songtekst van "deze meisje"?

Slide 3 - Open vraag

Verwijswoorden

Slide 4 - Tekstslide




LESDOEL:
Je leert wat verwijswoorden zijn en welk nut ze hebben.

Slide 5 - Tekstslide

Verwijswoorden
Voornaamwoorden (persoonlijk, bezittelijk)
Bijwoorden
Zelfstandige naamwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden

Slide 7 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Bijwoord als verwijswoord
Bijwoord als verwijswoord  Woorden als hier, daar, toen, erover, hoe, zo, waar, wanneer. 

Voorbeeld: Amsterdam wordt steeds drukker. Daar willen alle toeristen naartoe. 
Daar = verwijswoord
Soort verwijswoord? = Bijwoord

Slide 10 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord is naam van een dier, mens, plant, ding en  gevoel
Voor een zelfstandig naamwoord kan je altijd een lidwoord  zetten.
Eigennamen zijn ook zelfstandig naamwoorden.


Slide 11 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord als verwijswoord
- Is geen echt verwijswoord maar kan verwijzen naar een persoon of ding in een andere zin. 

Sifan Hassan won twee gouden medailles op het WK atletiek. De atlete is zeer tevreden met dit resultaat. 

Slide 12 - Tekstslide

Te veel of te weinig
- Teveel verwijswoorden zorgt voor verwarring. 
- Te weinig voor teveel herhaling. 

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag!
Blz. 148 en 149

Les 72

Opdracht 1 t/m 6 en 8, 9

Slide 14 - Tekstslide




LESDOEL:
Je leert wat verwijswoorden zijn en welk nut ze hebben.

Slide 15 - Tekstslide

Ik heb de lesstof begrepen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Wat zijn verwijswoorden?
A
Maar, omdat, hierom
B
Hij, zij, die
C
Zijn, worden, hebben
D
De, het, een

Slide 17 - Quizvraag

Wat zijn verwijswoorden?
A
Het zijn signaalwoorden en tekstverbanden.
B
Het zijn woorden die verwijzen naar de persoonsvormen.
C
Het zijn woorden die verwijzen naar een woord dat je eerder in de tekst gebruikt hebt.
D
Het zijn woorden zoals maar, omdat, vanwege etc.

Slide 18 - Quizvraag