week 44




Vandaag:
- we bekijken hoe we werken met het boek
- we bekijken de taak
- instructie Lees- en luisterstrategieën
- opdrachten 1 en 2 doen we klassikaal
- opdrachten 4 en 5 maak je zelfstandig
- evaluatie





Je legt klaar:
- iPad in de aanslag (dicht)
- agenda
- 2 A4 schriften
- pen
Week 44

timer
1:30
Aan het einde van deze week kan jij:
- check alle leerdoelen!

Klaar?
- lezen
Vandaag:
- oefenopdracht met de herkansers
- schrijfschrift
- achterkant werkblad Tekstverbanden en signaalwoorden 


Je legt klaar:
- iPad 
- Nieuw Nederlands
- werkschrift
- etui
hulp? check het eerst bij een groepsgenoot!
Meer dan lezen §2, opdracht 8 in schrijfschrift
Herhalingsopdrachten voor de herkansing tijdens de les
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les




Vandaag:
- we bekijken hoe we werken met het boek
- we bekijken de taak
- instructie Lees- en luisterstrategieën
- opdrachten 1 en 2 doen we klassikaal
- opdrachten 4 en 5 maak je zelfstandig
- evaluatie





Je legt klaar:
- iPad in de aanslag (dicht)
- agenda
- 2 A4 schriften
- pen
Week 44

timer
1:30
Aan het einde van deze week kan jij:
- check alle leerdoelen!

Klaar?
- lezen
Vandaag:
- oefenopdracht met de herkansers
- schrijfschrift
- achterkant werkblad Tekstverbanden en signaalwoorden 


Je legt klaar:
- iPad 
- Nieuw Nederlands
- werkschrift
- etui
hulp? check het eerst bij een groepsgenoot!
Meer dan lezen §2, opdracht 8 in schrijfschrift
Herhalingsopdrachten voor de herkansing tijdens de les

Slide 1 - Tekstslide


Koen: §7, §8                       Robin: §8
Valente: §8                                               







1a. Waar of niet waar:
Een opsommend verband kun je herkennen aan het signaalwoord bovendien. (0,5p)

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1b. Waar of niet waar:
Een chronologisch verband geeft een reden aan. (0,5p)

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2. De woorden a tot en met d staan onderstreept in de tekst. Leid de betekenis af uit de context. Maak de juiste combinaties. Er blijven twee betekenissen over.                     . (2p)
accepteren
neiging; verlangen
oorspronkelijk in een land wonende
samenspel; evenwicht
positief
zeer schadelijk
harmonie
drang
inheemse
funest

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

3. Wat is het onderwerp van de tekst?
A
Leven in en met de natuur
B
Meer ruimte voor de natuur
C
Natuurbeleving als recreatie
D
Ons romantische beeld van de natuur

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4. Noteer een signaalwoord voor een tegenstellend verband in alinea 2 en geef aan wat er tegenover elkaar wordt gezet. (2p)

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

5. Wat is het grootste verschil tussen de Inuit en mensen in Nederlands, volgens Koen Arts? (2p)

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

6. In alinea 3 staan twee signalen voor een toelichtend verband. Noteer ze en geef bij elk signaal aan welk woord of begrip er wordt toegelicht. (2p)

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

7. Welke bewering is waar?
Naast andere tekstverbanden bevat ...
(2p)
A
alinea 5 een chronologisch, tegenstellend en een toelichtend verband
B
alinea 5 een concluderend, tegenstellend en een toelichtend verband
C
alinea 5 een tegenstellend, chronologisch en een concluderend verband
D
alinea 5 een toelichtend, concluderend en chronologisch verband

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

8. Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
(2p)
A
de tekeningen bij de tentoonstelling Energy Junkies laten zien dat bezoekers meer in verbinding willen met de natuur
B
het is belangrijk om meer in contact te staan met de natuur, zodat de natuur meer als ons thuis voelt
C
om in de natuur te kunnen overleven, moet je goed voorbereid zijn
D
veel mensen willen meer in de natuur leven, maar daarvoor moeten we er meer ruimte voor maken

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

9. Noteer het ow en wg of ng. Zet een X achter het gezegde dat niet in de zin voorkomt. Zet bij een ng het naamwoordelijk deel tussen vierkante haken.

Tot onze verbazing bleek de winkel ’s ochtends al om uur open te zijn. (2p)

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

10. Noteer het ow en wg of ng. Zet een X achter het gezegde dat niet in de zin voorkomt. Zet bij een ng het naamwoordelijk deel tussen vierkante haken.

Gelukkig zag ik mijn portemonnee bij Gevonden Voorwerpen liggen.(2p)

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

11. Noteer de bijvoeglijke bepalingen en zet erachter bij welke kern de bijvoeglijke bepaling hoort:
Die warme bakker op de hoek bakt heerlijk maisbrood.
(2p)

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

12. Noteer de bijvoeglijke bepalingen en zet erachter bij welke kern de bijvoeglijke bepaling hoort:
In het broodtrommeltje van Wouter lag een afgekloven, beschimmeld klokhuis.
(2p)

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De bijvoeglijke bepaling
  • De bijvoeglijke bepaling is GEEN zinsdeel, maar een deel van een andere zinsdeel.
  • De bijvoeglijke bepaling zegt iets over het zelfstandig naamwoord in een zinsdeel.
  •  De bijvoeglijke bepaling kan voor of achter een zelfstandig naamwoord staan.


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een bijvoeglijke bepaling is een
A
zin
B
zinsdeel
C
deel van een zinsdeel

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de bijvoeglijke bepaling?
....... de post van mijn oma......
A
de post
B
post
C
van mijn oma
D
oma

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de bijvoeglijke bepaling?
Mijn mooie, rode barbecue ......................
A
Mijn
B
mooie, rode
C
mijn mooie, rode
D
barbecue

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een bijvoeglijke bepaling?
A
Dat is een zinsdeel.
B
Het is geen zinsdeel, het is een woordsoort
C
Dat is een deel van een zinsdeel.
D
Een bijvoeglijke bepaling is hetzelfde als een bijvoeglijk naamwoord.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies