4. bespreking schrijfoefeningen examen 2F, no I

Schrijfexamen 2F
Het schrijfexamen op niveau 2F is een test van je schrijfvaardigheid in het Nederlands.

 Lees de opdracht goed door, ook tijdens het schrijven en erna.
 Je krijgt tijdens het examen exact 60 minuten voor drie schrijfopdrachten.
 Op het examen krijg je niet te zien wat jouw volgende opdracht is. Ga daarom niet erg uitweiden/veel meer schrijven dan de opdracht van jou vraagt. 

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
nederlands LessonUpMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Schrijfexamen 2F
Het schrijfexamen op niveau 2F is een test van je schrijfvaardigheid in het Nederlands.

 Lees de opdracht goed door, ook tijdens het schrijven en erna.
 Je krijgt tijdens het examen exact 60 minuten voor drie schrijfopdrachten.
 Op het examen krijg je niet te zien wat jouw volgende opdracht is. Ga daarom niet erg uitweiden/veel meer schrijven dan de opdracht van jou vraagt. 

Slide 1 - Tekstslide

VANDAAG
Wat lastig werd gevonden bij het schrijven.

Was je binnen de tijd klaar? 



Slide 2 - Tekstslide

Schrijfopdracht 1
Schrijf een kort verhaal van ongeveer 150 woorden over je favoriete vakantiebestemming. Doelgroep: andere studenten. 


Slide 3 - Tekstslide

OPHALEN
Neem woorden over die in de opdracht staan. Staat er vakantiebestemming, dus als één woord, schrijf dat dan ook in jouw tekst als één woord. 


De titel en ook tussenkopjes krijgen geen punt, komma of dat soort dingen. 
Wat wel mag is een vraagteken of een uitroepteken. 

Slide 4 - Tekstslide

ONTHOUDEN
Uit eten schrijf je los van elkaar. 


Landen en talen krijgen een hoofdletter. Nog meer? 


Vraagje: moet een creatieve tekst in alinea's en tussenkopjes? 
(creatieve tekst: een opdracht met één vraag en geen extra informatie) 


Slide 5 - Tekstslide

ONTHOUDEN
'Sommige' gebruik je voor dingen.
'Sommigen' schrijf je als het om mensen gaat. 
Hetzelfde gaat op voor 'andere - anderen', 'beide - beiden'. 

Voorbeeld: 'de meeste mensen - de meesten'
'beide boeken staan in de boekenkast - beiden stapten uit de auto'


Schrijf cijfers tot twintig uit. Twee in plaats van 2. Negentien i.p.v. 19. 
Afkortingen ook uitschrijven ;) → M.a.w. wordt met andere woorden.

Slide 6 - Tekstslide

Schrijfopdracht 2

Slide 7 - Tekstslide

ONTHOUDEN
'Op zoek' schrijf je los van elkaar. Het hele werkwoord is 'op zoek zijn' en er hoort een vast voorzetsel/kastwoord bij: 'naar'.

'Door middel van' is een uitdrukking. Die schrijf je in drie woorden. 

Als je eetgelegenheid bedoelt en ook drinkgelegenheid, dan vindt het Nederlands het heel prettig om het zuinig te doen: je krijgt dan eet- en drinkgelegenheid. Dus in plaats van een heel woord, krijg je een verbindingsstreepje. 
Koek- en zopietent. Eet- en drinkgelegenheid. Binnen- en buitenland. 

Slide 8 - Tekstslide

ONTHOUDEN
'zich aanmelden'. Dat is het hele werkwoord. Zich wassen, zich omdraaien. 

Je moet wat met dat 'zich'. 

Gaat het om jou? ► ik meld mij/me aan, ik was mij/me, ik draai mij/me om.
Gaat het om een ander?  ► Jij meldt jou/je aan. U meldt zich aan. Zij meldt zich aan. Hij meldt zich aan.
Gaat het om anderen? ► Wij melden ons aan. Jullie melden jullie aan. Zij melden zich aan. 

Slide 9 - Tekstslide

TIPS
Lees jouw tekst altijd na. Dan merk je of je iets vergeten hebt, zoals een punt aan het einde van de zin. Of een woord. 

Lees de opdracht ook altijd goed door en doe dat in elk geval nog een keer na afloop, om te controleren of je alles hebt.

Slide 10 - Tekstslide

TOPS
Woordkeuze: nostalgie, daarentegen, sindsdien, bewonderingswaardig, souvenirwinkels, Kerstmis.

Goede alinea's, dus één onderwerp, één alinea. 
De informatie in de alinea's. 

De titels.
De openingszinnen.
De slotzinnen. 


Slide 11 - Tekstslide

EINDE VAN DE LES

Slide 12 - Tekstslide